Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze procedure is in geschil of de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep is overschreden inzake een aan X (belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting.

De zaak is in een eerder stadium door Hof Den Bosch teruggewezen naar de Inspecteur, die het bezwaar van X ten onrechte niet ontvankelijk had verklaard. In dit verband is de vraag aan de orde of na terugwijzing een nieuwe termijn begint te lopen of dat de termijn doorloopt.

Het Hof heeft geoordeeld dat na terugwijzing door het Hof naar de Inspecteur in beginsel opnieuw van een termijn van twee jaren voor de behandeling van het bezwaar en beroep dient te worden uitgegaan. Hiervan uitgaande heeft het Hof geconcludeerd dat de redelijke termijn niet is overschreden, zodat Rechtbank Zeeland-West-Brabant ten onrechte een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft toegekend.

X heeft cassatieberoep ingesteld.

Het Hof heeft volgens de Hoge Raad terecht tot uitgangspunt genomen dat de berechting van een zaak in eerste aanleg niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden indien de Rechtbank niet binnen twee jaren nadat die termijn is aangevangen, uitspraak doet (vgl. r.o. 3.4.2 van het overzichtsarrest HR 19 februari 2016, 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252).

Het Hof heeft echter miskend dat als de bestuursrechter de zaak terugwijst naar de Inspecteur om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, voor het vaststellen van de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg niet een nieuwe behandelingsfase start (vgl. ABRvS 7 april 2010, 200904891/1/H2, ECLI:NL:RVS:2010:BM0213, en CRvB 25 maart 2009, 06-5855 WAO, ECLI:NL:CRVB:2009:BH9991). In zulke zaken geldt als uitgangspunt dat de berechting in eerste aanleg niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden als het totale tijdsverloop in deze fase, dat is dus de optelsom van het tijdsverloop van die fase vóór terugwijzing en van die fase na terugwijzing, langer heeft geduurd dan twee jaar. Daarbij geldt dat de duur van de hervatte berechting in eerste aanleg aanvangt op de dag nadat de terugwijzingsuitspraak is gewezen.

Gelet hierop is het cassatieberoep van X gegrond. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2008-2010
Instantie
HR
Datum instantie
21 november 2019
Rolnummer
19/01594
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1818
Auteur(s)
Iris de Roos
Van Bavel advocaten
NLF-nummer
NLF 2019/2759
Aflevering
19 december 2019
Judoreg
NFB2938

Naar de bovenkant van de pagina