Direct naar content gaan

Samenvatting

Met dagtekening 5 december 2019 is aan X (belanghebbende) een aanslag IB/PVV 2018 opgelegd. Daarbij is een mededeling gedaan dat het uit hoofde van deze aanslag terug te ontvangen bedrag (van € 212, te weten € 207 belasting en € 5 vergoede belastingrente) zal worden verrekend met de nog openstaande belastingschuld op de navorderingsaanslag IB/PVV 2010.

X heeft bezwaar gemaakt tegen voormelde verrekening. Dit bezwaar is door de Ontvanger kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Rechtbank Noord-Holland heeft het daarop ingestelde beroep van X ongegrond verklaard.

X heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

Hof Amsterdam oordeelt dat met betrekking tot de door de Ontvanger gedane verrekening slechts een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld en dat de Rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren. Het Hof verklaart zich onbevoegd te oordelen over de vordering van X tot schadevergoeding en stelt vast dat die vordering uitsluitend bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld. De toelichting bij de uitspraak op bezwaar van de Ontvanger kan bij X de indruk hebben gewekt dat de bestuursrechter bevoegd was kennis te nemen van zijn daartegen gerichte beroep. In die omstandigheid ziet het Hof aanleiding voor vergoeding van het door X ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 48.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
2 november 2021
Rolnummer
20/00595
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3640
NLF-nummer
NLF 2021/2347
Aflevering
9 december 2021
bwbr0002320&artikel=26,bwbr0002320&artikel=26,bwbr0004770&artikel=24,bwbr0004770&artikel=24

Naar de bovenkant van de pagina