Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) exploiteert vanuit zijn eenmanszaak ICT-activiteiten en is daarnaast bezig met het schrijven van een boek over de juridische afwikkeling van de erfenis van zijn vader.

In geschil is of deze activiteiten in het jaar 2014 een bron van inkomen vormen.

Tussen beide activiteiten bestaat volgens Hof Den Haag geen samenhang zodat ten aanzien van beide activiteiten afzonderlijk beoordeeld moet worden of sprake is van een bron van inkomen.

Het Hof is met Rechtbank Den Haag van oordeel dat, gelet op de omstandigheden dat de ICT-activiteiten sinds 2006 verlieslijdend zijn en dat tegenover de geringe omzet relatief hoge kosten staan, niet aannemelijk is geworden dat in het onderhavige jaar redelijkerwijs een voordeel uit deze activiteiten verwacht kon worden.

X heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij met het schrijven van het boek deelneemt aan het economische verkeer en dat hij met deze activiteit redelijkerwijs een voordeel kan verwachten. Met de enkele stelling dat de gerechtelijke procedure in verband met de afwikkeling van de erfenis van zijn vader al ruim 27 jaar duurt en dat op aanraden van derden is besloten daarover een boek te schrijven, heeft X niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Zo al sprake is van deelname aan het economische verkeer, is gesteld noch gebleken dat zicht bestaat op publicatie van het boek.

De Hoge Raad heeft op 16-11-2018 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 18/02362)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
17 april 2018
Rolnummer
17/00769
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2018:1457
NLF-nummer
NLF 2018/1333
Aflevering
21 juni 2018
bwbr0011353&artikel=3.2,bwbr0011353&artikel=3.2

Naar de bovenkant van de pagina