Direct naar content gaan

Samenvatting

X BV heeft op 30 december 1999 effecten overgedragen aan een op die dag door haar opgerichte dochtermaatschappij (Y BV). De overdracht heeft binnen een fiscale eenheid tegen boekwaarde plaatsgevonden. Y BV krijgt hierbij een schuld in rekening-courant aan X BV in verband met de latente verplichting om te zijner tijd vennootschapsbelasting over de in de effecten begrepen stille reserves te betalen. De fiscale eenheid is op 31 december 1999 geëindigd omdat X BV per 1 januari 2000 (voor een jaar) als fiscale beleggingsinstelling is aangemerkt. Het in rekening-courant schuldig gebleven bedrag is in februari 2001 omgezet in een geldlening. Op 20 december 2001 hebben zowel X BV als Y BV de feitelijke leiding verplaatst naar de Nederlandse Antillen. Op het moment van zetelverplaatsing bedraagt het eigen vermogen van Y BV negatief 1.201.856 euro. Vanwege dit negatieve vermogen boekt X BV dit bedrag af op haar vordering die zij tot en met het jaar 2000 op de nominale waarde heeft gewaardeerd. Het Hof beslist in hoger beroep dat de inspecteur deze afwaardering terecht niet toestaat omdat de geldverstrekking door X BV aan Y BV geen zakelijke lening is. Aangezien Y BV op het moment van overdracht van de effecten geen winstgenerende activiteiten heeft, nagenoeg geen vermogen heeft en X BV geen zekerheid op haar vordering heeft bedongen, zijn de verschuldigde rentebetalingen (tegen 5%) en de aflossing van de lening enkel gewaarborgd als de effectenkoersen stijgen. Onder deze voorwaarden zou een onafhankelijke derde geen debiteurenrisico op zich willen nemen, aldus het Hof.
X BV betoogt in cassatie: (i) het Hof heeft ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, tot onzakelijkheid geconcludeerd wegens aanvankelijk ontbreken van zekerheid en aflossingschema; (ii) (subsidiair) hoogstens een deel van de lening kan als onzakelijk worden aangemerkt.
De Hoge Raad oordeelt als volgt:
Of sprake is van een onzakelijke lening dient te worden beoordeeld naar het moment van het aangaan van de lening met dien verstande dat een zakelijke lening later alsnog onzakelijk kan worden. Voor de lening als geheel (en niet een gedeelte daarvan) moet worden beoordeeld of er sprake is van een onzakelijke lening. Volgens de Hoge Raad is het oordeel van het Hof dat er geen sprake is van een zakelijke lening, niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad merkt hierbij nog op dat de verschuldigd gebleven rente op een onzakelijke lening in beginsel tot de kapitaalsfeer behoort en dus eveneens niet aftrekbaar is. Conform A-G Wattel.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2001
Instantie
HR
Datum instantie
25 november 2011
Rolnummer
08/05323
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BN3442
bwbr0002672&artikel=7&lid=1,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0002672&artikel=8b&lid=1,bwbr0002672&artikel=14&lid=2,bwbr0002672&artikel=14a&lid=3,bwbr0002672&artikel=14b&lid=3,bwbr0002672&artikel=15ah&lid=3,bwbr0002672&artikel=29a,bwbr0011353&artikel=3.91&lid=2,bwbr0011353&artikel=3.94,bwbr0042952&artikel=3.2&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina