Direct naar content gaan

Samenvatting

Deze zaak betreft de vraag of de vergoeding die een bankensyndicaat op een geldverstrekking heeft ontvangen een (fiscaal vrijgesteld) deelnemingsvoordeel is of een (belaste) rentebate.
Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag hebben de door X BV (belanghebbende die deel uitmaakt van het bankensyndicaat) als ‘dividend’ aangemerkte beloningen op haar cumulatief-preferente aandelen in G (die resulteerden uit een financiële herstructurering van een geldverstrekking die oorspronkelijk een geldlening was) niet als dividend beschouwd en daarom niet vrijgesteld.
In cassatie stelt X BV dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er een discrepantie is tussen de civielrechtelijke vorm en de materiële werkelijkheid (middel (i)).
Bovendien heeft het Hof volgens X BV ten onrechte de grieven tegen het rechtbankoordeel dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is, ongegrond verklaard (middel (ii)).
De Hoge Raad verklaart het eerste cassatiemiddel gegrond. De vastgestelde feiten en de stukken van het geding laten geen plaats voor de conclusie dat partijen iets anders hebben willen bereiken dan wat aan overeenkomsten door hen op schrift is gesteld.
Ook het tweede cassatiemiddel wordt gegrond verklaard.
De Hoge Raad oordeelt dat voor de beantwoording van de vraag of een geldverstrekking door een moedervennootschap aan haar dochtervennootschap voor wat betreft de fiscale gevolgen als een geldlening dan wel als een kapitaalverstrekking heeft te gelden, de civielrechtelijke vorm in beginsel beslissend is.
In een geval waarin naar civielrechtelijke maatstaven beoordeeld sprake is van het verstrekken van aandelenkapitaal zal daarvan ook voor de toepassing van artikel 13 Wet Vpb moeten worden uitgegaan, aldus de Hoge Raad.
Tenslotte oordeelt de Hoge Raad dat er geen sprake is van fraus legis. In het systeem van de Wet Vpb ligt besloten dat een belastingplichtige keuzevrijheid heeft bij de financiering van een vennootschap waarin zij deelneemt. Benutting van die keuzevrijheid vormt, mede in aanmerking genomen de strekking van de deelnemingsvrijstelling, geen handelen in strijd met doel en strekking van de Wet.
Het cassatieberoep van X BV wordt gegrond verklaard.
Anders A-G Wattel, die verwijzing had voorgesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HR
Datum instantie
7 februari 2014
Rolnummer
12/04640
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:181
bwbr0002672&artikel=13&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina