Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Voor een in België wonende man is door een BV een pensioenregeling getroffen. De BV was enige tijd op de Nederlandse Antillen gevestigd. Per 31 december 1998 is de feitelijke leiding van de BV verplaatst naar Nederland. De pensioenverplichting is in 1999 overgedragen aan een Belgische verzekeraar die niet behoort tot de in artikel 11b Wet LB toegelaten verzekeraars. Gelet op recente arresten van de Hoge Raad ( 5 september 2003, nr. 37.657 en 23 januari 2004 nrs. 37.978 en 38.098) heeft Nederland ten aanzien van de overdracht van de pensioenverplichting geen heffingsrecht zodat partijen erover eens zijn dat het belastbaar inkomen 1999 dient te worden verminderd tot nihil. Voor het Hof is uitsluitend nog de hoogte van de schadevergoeding van artikel 8:73 Awb en de hoogte van de proceskostenvergoeding van artikel 8:75 Awb in geschil. Het Hof kent een schadevergoeding voor de kosten van de bezwaarfase toe van 2.887,50 euro. Voor wat betreft de proceskosten stelt de inspecteur dat een forfaitaire vergoeding dient te worden vastgesteld. Het Hof acht echter sprake van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht omdat Nederland willens en wetens in strijd met het verdragenrecht heeft gehandeld door in het onderhavige geval inkomstenbelasting te heffen terwijl het heffingsrecht ingevolge verdragsbepalingen aan België is toegewezen. Dit heeft tot gevolg dat het Hof de proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire regeling vaststelt op 9.075 euro.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1999
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
11 mei 2004
Rolnummer
01.03372
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AQ4519

Naar de bovenkant van de pagina