Direct naar content gaan

Samenvatting

A-G Wattel betoogt dat met de fusieregels van de inkomstenbelasting beoogd is een gelijke regeling te treffen voor grensoverschrijdende en voor interne gevallen. Die regeling is conform de EG-Fusierichtlijn. Aan een gefaciliteerde aandelenfusie mag niet de eis worden gesteld dat de onderneming van de overnemende en de overgenomen vennootschap in een eenheid worden gebracht. Wel kan de fusiefaciliteit die bestaat uit uitstel van het belasten van aanmerkelijk belangwinst buiten toepassing blijven in geval van belastingontduiking en belastingontwijking. Wattel concludeert dat de Staatssecretaris tevergeefs cassatie heeft ingesteld tegen een Hofbeslissing die er op neer komt dat de fusiefaciliteit kan worden toegepast wanneer op 17 mei 1999 de obligatoire fusieovereenkomst wordt gesloten, de desbetreffende aandelenruil op 25 mei 1999 notarieel wordt afgerond en de ingebrachte aandelen reeds op 29 juli 1999 aan een derde worden verkocht. Hij acht met name de obligatoire overeenkomst beslissend voor de beantwoording van de vraag of van misbruik sprake is geweest en acht het oordeel van het Hof dat de verkoop van de in te brengen aandelen toen nog niet aan de orde was, niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad is het met de conclusie van Wattel eens. Het cassatieberoep van de Staatssecretaris wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
10 oktober 2008
Rolnummer
43.409
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:AZ8531
ECLI:NL:PHR:2008:AZ8531
bwbr0002672&artikel=14&lid=4,bwbr0011353&artikel=3.55&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina