Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(144)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In dit geval heeft een vrouw zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor bankschulden die hoofdzakelijk dienden voor de financiering van de onderneming van haar man. Het ondernemerschap van de man eindigt in een faillissement. Dat leidt tot aansprakelijkstelling van de vrouw door de bank.
Rechtbank Leeuwarden heeft geoordeeld dat de vrouw zich in feite borg gesteld heeft voor de bankschuld van de man. Zij heeft een bedrag van 109.287 euro, dat de bank door middel van de verkoop van de woning van de vrouw als aflossing op de vordering op de onderneming van de man heeft geïncasseerd, als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in Box 1 in aftrek toegelaten. De inspecteur is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gegaan.
Hof Arnhem-Leeuwarden houdt het ervoor dat de man het gehele bedrag van € 109.287 heeft aangewend voor het behalen van belastbare winst uit onderneming. Anders dan de Rechtbank acht het Hof echter geen sprake van een overeenkomst van borgtocht. De vrouw is niet als borg aangesproken door de bank, maar rechtsstreeks als (hoofdelijke aansprakelijke) partij bij een overeenkomst van geldlening.
De vrouw heeft voor de helft van het in 2005 door haar betaalde bedrag ad € 109.287, te weten € 54.644, een regresvordering verkregen op haar man. Deze helft van de verplichting een betaling te doen aan de crediteur van de hoofdschuldenaar behoort tot het werkzaamheidsvermogen, aldus het Hof. De andere helft heeft niet geleid tot een vordering van de vrouw, zodat dat deel van de verplichting niet rechtstreeks samenhangt met een vermogensbestanddeel dat van de werkzaamheid deel uitmaakt.
Onder verwijzing naar arresten van de Hoge Raad (vgl. HR 9 maart 2012, nr. 10/03641, LJN: BR6345 en HR 14 september 2012, nr. 11/02105, LJN: BX7157) overweegt het Hof dat het verschil tussen de betaling aan de bank van € 54.644 en de waarde van de regresvordering op haar man ten laste van het resultaat van de werkzaamheid komt. Gelet op de financiële positie van de man, had de regresvordering ten tijde van de betaling door de vrouw aan de bank al geen waarde meer. Het aan de bank betaalde bedrag van € 54.644 komt daarom ten laste van het resultaat van de werkzaamheid.

De Hoge Raad heeft op 26-09-2014 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 13/02261)

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2005
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
25 maart 2013
Rolnummer
11/00281
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5775
bwbid=bwbr0&artikel=3.90,bwbid=bwbr0&artikel=3.91

Naar de bovenkant van de pagina