Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een BV is in het jaar 2000 met haar dga overeengekomen hem een onroerende zaak voor fl. 500.000 te verkopen. Betaling van de kosten aan de notaris en verrekening van de koopsom hebben in december 2000 plaatsgevonden, de onroerende zaak is echter pas op 4 januari 2001 geleverd. Niet in geschil is dat een zakelijke prijs voor de onroerende zaak dient te worden vastgesteld op fl. 1.132.000, zodat aan het vermogen van de BV fl. 632.000 is onttrokken en ter grootte van dit bedrag een (vermomde) uitdeling van winst aan de dga heeft plaatsgevonden. In geschil is of winstbijtelling in het jaar 2000 (standpunt inspecteur) of het jaar 2001 (standpunt BV) moet plaatsvinden.
Het Hof sluit zich evenals de Rechtbank aan bij het standpunt van de inspecteur. Het oordeelt dat de onttrekking aan het vermogen van de BV in 2000 heeft plaatsgevonden, dat deze (kwalitatief en kwantitatief) ook in dat jaar zodanig definitief is komen vast te staan en dat het niet is toegestaan om deze pas in 2001 in aanmerking te nemen. Er is ter zake van de onttrekking geen (enkele) onzekerheid die een verantwoording daarvan in 2001 in plaats van 2000 zou kunnen rechtvaardigen. In een dergelijk geval staat goed koopmansgebruik het niet toe de winst die ten grondslag ligt aan de onttrekking in 2001 te verantwoorden.
Ten aanzien van de bij de navorderingsaanslag opgelegde vergrijpboete sluit het Hof zich aan bij het oordeel van de Rechtbank dat sprake is van voorwaardelijke opzet die erop is gericht de onroerende zaak voor een objectief te lage prijs naar het vermogen van de dga te doen overgaan. Het verbindt hieraan in beginsel de conclusie dat de opgelegde boete passend en geboden is.
Het standpunt van de BV dat zij in redelijkheid heeft kunnen menen juist te handelen door het resultaat niet in haar aangifte Vpb 2000 te verantwoorden (pleitbaar standpunt), wordt door het Hof verworpen. Het neemt hierbij in aanmerking dat de BV het aan haar vermogen onttrokken resultaat ook in 2001 niet heeft aangegeven. Gelet hierop acht het Hof het aannemelijk dat het niet over 2000 aangeven van de meeropbrengst is ingegeven door een streven die bate geheel buiten het zicht van de fiscus te houden. De boete wordt nog met 5% verminderd vanwege een geringe overschrijding van de redelijke termijn.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2000
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
1 juli 2010
Rolnummer
08/00131
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN2346
bwbid=bwbr0&artikel=8

Naar de bovenkant van de pagina