Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(42)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In dit geval heeft een vrouw zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor bankschulden die hoofdzakelijk dienden voor de financiering van de onderneming van haar man. Het ondernemerschap van de man eindigt in een faillissement. Dat leidt ertoe dat de woning van de vrouw op last van de bank wordt verkocht. Met de verkoopopbrengst wordt de hypothecaire lening afgelost en het met resterende bedrag ter hoogte van € 109.287 de ondernemingsschulden van de echtgenoot. In geschil is of de vrouw € 109.287 kan aanmerken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden.
Anders dan Rechtbank Leeuwarden is Hof Arnhem-Leeuwarden van oordeel dat geen sprake is van een overeenkomst van borgtocht. De vrouw is derhalve als hoofdelijk aansprakelijke partij aangesproken door de bank.
Het Hof heeft geoordeeld dat de vrouw een regresvordering op haar echtgenoot heeft gekregen voor de helft van het door haar betaalde bedrag. Deze regresvordering ad € 54.644 komt ten laste van het resultaat van de werkzaamheid, aldus het Hof.
In cassatie klaagt de Staatssecretaris erover dat het Hof de stelling van de inspecteur dat het aanvaarden van de hoofdelijke aansprakelijkheid zijn oorzaak vindt in onzakelijke motieven, onbesproken heeft gelaten.
De vrouw betoogt in haar incidenteel cassatieberoep dat zij niet als hoofdelijk aansprakelijke partij is aangesproken, maar dat sprake is van een overeenkomst van borgtocht.
Volgens Advocaat Generaal Niessen heeft het Hof terecht geoordeeld dat geen sprake was van een borgstelling en dat de vrouw derhalve als hoofdelijk aansprakelijke partij is aangesproken. Volgens de A-G is dit onderscheid echter niet van belang, omdat de vrouw ook als hoofdelijk schuldenaar voor het hele bedrag een regresvordering kreeg. Het Hof heeft namelijk ten onrechte geoordeeld dat slechts voor de helft sprake is van een regresvordering, aldus de A-G.
Aangezien het Hof echter niet heeft beslist op de stelling van de inspecteur dat het aanvaarden van de hoofdelijke aansprakelijkheid zijn oorzaak vindt in onzakelijke motieven, meent de A-G dat de zaak terugverwezen moet worden naar het Hof. Als positief op deze stelling wordt beslist, kan de afboeking niet ten laste van het resultaat worden gebracht.
Conclusie: gegrondverklaring van het cassatieberoep van de Staatssecretaris, ongegrondverklaring van het cassatieberoep van de vrouw en verwijzing voor een onderzoek naar de vraag of de aansprakelijkstelling als onzakelijk moet worden beschouwd. Voor het geval die vraag ontkennend wordt beantwoord, is het gehele bedrag van € 109.287 aftrekbaar.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2005
Instantie
A-G
Datum instantie
8 april 2014
Rolnummer
13/02261
ECLI
ECLI:NL:PHR:2014:355
bwbid=bwbr0&artikel=3.91

Naar de bovenkant van de pagina