Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) is op grond van artikel 43 IW 1990 aansprakelijk gesteld voor btw-schulden van een fiscale eenheid. Zij betoogt dat hoewel zij onderdeel uitmaakte van de fiscale eenheid, zij feitelijk niet voldeed aan de voorwaarden voor het deelnemen aan de fiscale eenheid en daardoor niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de btw-schulden.

Deze stelling slaagt niet.

Tussen partijen is niet in geschil dat X alleen aansprakelijk is gesteld voor btw-schulden van de bij beschikking vastgestelde fiscale eenheid over de periode waarin zij onderdeel uitmaakte van de fiscale eenheid. Als een dergelijke beschikking is afgegeven, blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid op basis van artikel 43 IW 1990 bestaan totdat de Inspecteur van het niet langer bestaan van de desbetreffende fiscale eenheid in kennis is gesteld (HR 9 november 2012, 11/03524, ECLI:NL:HR:2012:BU7276).

Die hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat ook gedurende de periode dat vanwege gewijzigde omstandigheden niet langer wordt voldaan aan de materiële voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid, oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Dus ook al zou het gestelde van X juist zijn, dan nog kan dat niet tot gevolg hebben dat daarom de aansprakelijkstelling onrechtmatig is. Er is ook geen sprake van strijd met het (Unierechtelijk) evenredigheidsbeginsel. Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2012-2015
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
3 november 2022
Rolnummer
20/6667
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:6417
NLF-nummer
NLF 2022/2370
Aflevering
1 december 2022
bwbr0002629&artikel=7&lid=4,bwbr0004770&artikel=43,bwbr0004770&artikel=43

Naar de bovenkant van de pagina