Direct naar content gaan

Samenvatting

De activiteiten van vof X (belanghebbende) bestonden uit het exploiteren van een optiekzaak (door beide vennoten) en het verrichten van werkzaamheden in het kader van volleybal (door vennoot A). Per 1 september 2011 zijn de activiteiten van de optiekzaak beëindigd en heeft A zijn activiteiten op het gebied van volleybal voortgezet als eenmanszaak.

De werkzaamheden van A in het kader van volleybal leiden ertoe dat regelmatig overeenkomsten worden gesloten tussen Nederlandse volleybalspeelsters en buitenlandse volleybalclubs. Na het sluiten van een dergelijke overeenkomst factureert X aan de betreffende club een bedrag van 10% van het nettosalaris van de speelster onder de naam ‘management fee’. De club betaalt deze fee.

In geschil is of X in 2009 en 2011 (tot 1 september) omzetbelasting is verschuldigd voor de geleverde diensten op het gebied van volleybal.

Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de diensten worden geleverd aan de speelsters en dat X omzetbelasting moest berekenen voor de werkzaamheden van A (uitspraken van 30 januari 2018, 16/5516, ECLI:NL:RBGEL:2018:369, betreffende het jaar 2009 en 8 juni 2018, 17/5497, ECLI:NL:RBGEL:2018:2440, NLF 2018/1396, betreffende het jaar 2011). X heeft hoger beroep ingesteld tegen beide uitspraken.

Hof Arnhem-Leeuwarden verklaart het hoger beroep inzake de naheffingsaanslag OB 2011 niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig is ingediend.

Het hoger beroep inzake de naheffingsaanslag 2009 is gegrond. Anders dan de Rechtbank kwalificeert het Hof de onderhavige prestaties als bemiddelingsdiensten. Het genot of gebruik van de bemiddelingsdiensten van X ligt in het land waar de speelster (in de volleybalcompetitie) gaat werken. Gelet hierop zijn de diensten volgens het Hof niet in Nederland verricht. De naheffingsaanslag over 2009 wordt verminderd.

Verschillende oordelen

Rechtbank en Hof oordelen verschillend over deze kwestie en dat alleen al maakt deze zaak interessant. Het geschil gaat over drie vragen:

  • Wie is de afnemer van de prestatie?
  • Is sprake van een bemiddelingsdienst?
  • Is sprake van een dienst van een raadgevend persoon?

Het Hof oordeelt dat sprake is van een bemiddelingsdienst die belast is daar waar de arbeid door de speelsters wordt verricht: in het buitenland. De vraag wie de afnemer van de prestatie is, is dan niet meer relevant. De Rechtbank oordeelde dat de uitzonderingen op de hoofdregel voor de plaats van dienst voor bemiddelingsdiensten en diensten van raadgevende personen niet van toepassing zijn en de volleybalspeelsters de afnemer van de prestatie zijn. Hierdoor zijn de diensten van belanghebbende volgens de Rechtbank belast in Nederland, waar belanghebbende is gevestigd. 

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2009-2011
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
23 april 2019
Rolnummer
18/00675 en 18/00136
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3541
Auteur(s)
Madeleine Merkx
Erasmus Universiteit/Universiteit Leiden/BDO
NLF-nummer
NLF 2019/1112
Aflevering
16 mei 2019
Judoreg
NFB2477
bwbr0002629&artikel=6a,bwbr0002629&artikel=6a

Naar de bovenkant van de pagina