Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (bv; belanghebbende) is voor het jaar 2015 een aanslag vpb opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

In geschil is of de beschikking inzake de belastingrente – waarvan de hoogte in overeenstemming met de toepasselijke bepaling van artikel 30fc AWR is vastgesteld – terecht een bedrag van € 1.786 beloopt.

Volgens X dient de belastingrente te worden beperkt met de rente over de periode waarin de Belastingdienst de beschikking had over het betaalde bedrag. Zij beroept zich in dit verband op gevoerd beleid.

Met dagtekening 1 maart 2017 heeft de staatssecretaris van Financiën een WOB-verzoek gedeeltelijk toegewezen en zijn passages uit verslagen van de Landelijke vakgroep Formeel recht openbaar gemaakt. Hieruit komt naar voren dat geen belastingrente berekend zal worden over de periode waarin het geld al bij de Belastingdienst is.

De Inspecteur heeft ter zitting gesteld dat de verslagen van de Landelijke vakgroep Formeel recht interne stukken waren. Deze stelling wordt door Hof Arnhem-Leeuwarden verworpen. Ook niet gepubliceerd begunstigend beleid kan de Inspecteur binden.

Volgens het Hof was in de voor het onderhavige geval relevante periode sprake van begunstigend beleid en kan X zich beroepen op het rechtens te beschermen vertrouwen dat jegens haar is gewekt.

In het midden kan blijven of het beleid is ingetrokken, aangezien het Hof, voor het geval dat het geval is, met Hof Den Haag (14 november 2018, 18/00644, ECLI:NL:GHDHA:2018:3106, NLF 2018/2615, met noot van Hageman) van oordeel is dat die intrekking heeft plaatsgevonden bij een brief van de staatssecretaris van 8 december 2017, welke intrekking evenwel niet aan X kan worden tegengeworpen.

De belastingrente wordt verminderd tot € 190.

Op grond van artikel 30fc AWR is belanghebbende in deze zaak belastingrente verschuldigd vanaf 1 juli 2016 (zes maanden na het einde van het belastingtijdvak) tot zes weken na de dagtekening van de definitieve aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015. Tijdens een groot gedeelte van de periode waarover de belastingrente is berekend, heeft de verschuldigde belasting op de rekening van de Belastingdienst gestaan. In geschil is of de aan belanghebbende in rekening gebrachte belastingrente moet worden verminderd op grond van beleid dat ertoe strekt dat de Belastingdienst geen belastingrente in rekening brengt wanneer hij geen rentenadeel heeft. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het in rekening brengen van rente over een periode waarin het geld op de rekening van de Belastingdienst stond in strijd is met beleid en daarmee met het gelijkheidsbeginsel. Anders dan het woord ‘daarmee’ doet vermoeden, gaat belanghebbende mijns inziens eigenlijk voor twee ankers liggen. Hij doet namelijk een beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Daarover verderop meer.

WOB-verzoek

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
2 juli 2019
Rolnummer
18/00836
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:5419
Auteur(s)
mr. T.H.A. Noë
Meijburg & Co
NLF-nummer
NLF 2019/1745
Aflevering
1 augustus 2019
Judoregnummer
JCDI:NFB2656
bwbr0002320&artikel=30fb&lid=1,bwbr0002320&artikel=30fc,bwbr0002320&artikel=30fc&lid=1,bwbr0002320&artikel=30fc

Naar de bovenkant van de pagina