Direct naar content gaan

Samenvatting

X (nv; belanghebbende) heeft op 30 december 2016 een bedrag van € 653.595 aan dividend beschikbaar gesteld, waarover € 98.039 dividendbelasting is verschuldigd. De gemachtigde van X was van 28 januari 2017 tot en met 2 februari 2017 ziek. Op 3 februari 2017 heeft de gemachtigde per e-mail onder meer het aangiftebiljet dividendbelasting toegezonden aan X. De verschuldigde dividendbelasting is op 7 februari 2017 betaald. Op 8 februari 2017 heeft X de aangifte dividendbelasting ingediend.

De Inspecteur heeft bij beschikking van 10 juli 2017 wegens het niet tijdig betalen van de dividendbelasting een verzuimboete opgelegd van (3% van € 98.039 =) € 2.941.

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de boete terecht aan X is opgelegd.

In casu kon X in ieder geval op 3 februari 2017 weten dat zij de dividendbelasting uiterlijk op 30 januari 2017 had moeten betalen. Indien zij ervoor had gekozen om de dividendbelasting onmiddellijk te betalen en niet te wachten tot 7 februari 2017, zou ze een beroep hebben kunnen doen op de zogenoemde coulanceregeling. De regeling is nu niet van toepassing. De boete wordt wel verminderd. De boete van € 2.941 staat volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet in een evenredige verhouding tot de ernst van de verwijtbare gedraging, zijnde een te late betaling. Weliswaar heeft X acht dagen na de wettelijke betalingstermijn betaald, maar de coulanceregeling bepaalt dat er bij een betaling van zeven dagen na de wettelijke betalingstermijn geen boete wordt opgelegd. Gelet op het een en ander, acht het Hof een boete van € 1.500 passend en geboden voor het verzuim dat door X is begaan.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Dividendbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
28 mei 2019
Rolnummer
18/00512
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:4532
NLF-nummer
NLF 2019/1393
Aflevering
13 juni 2019
bwbr0029297,bwbr0002320&artikel=67c

Naar de bovenkant van de pagina