Direct naar content gaan

Samenvatting

Het Portugese telecombedrijf MEO sluit met haar klanten overeenkomsten voor het verrichten van zijn diensten (telecommunicatie, toegang tot internet, televisie en multimedia). In bepaalde overeenkomsten wordt bedongen dat de klant gedurende een minimumperiode aan de overeenkomst gebonden is. In die gevallen gelden bepaalde gunstige voorwaarden, zoals lagere maandelijkse termijnen.

Bij wanprestatie door de klant staakt MEO de verrichting van de overeengekomen diensten. MEO gaat dan over tot inning van een zogenoemd compensatiebedrag, dat overeenkomt met ‘het bedrag van de maandelijkse termijn, vermenigvuldigd met het aantal maanden dat ontbreekt om de minimumcontractduur vol te maken’ en dat volgens MEO conform de contractuele bepalingen verschuldigd is. Anders dan de belastingdienst, meent MEO dat deze compensatiebetalingen niet aan btw zijn onderworpen.

De Tribunal Arbitral Tributário (scheidsgerecht voor belastingzaken, Portugal) heeft in het kader van een geding hierover aan het Hof van Justitie prejudiciële vragen gesteld.

A-G Kokott concludeert als volgt:

Artikel 2, lid 1, onderdeel c, Btw-richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de betaling van een vooraf vastgesteld bedrag in het geval van voortijdige beëindiging van een overeenkomst onderworpen is aan btw wanneer die betaling moet worden beschouwd als tegenprestatie voor de reeds verrichte diensten en zich niet beperkt tot de compensatie van geleden vermogensschade. Voor deze uitlegging doet niet ter zake dat tussenpersonen voor tot stand gekomen overeenkomsten met een minimumcontractduur een hogere beloning ontvangen dan voor overeenkomsten zonder minimumcontractduur. Evenmin doet ter zake dat het bedrag naar nationaal recht als een contractuele boete moet worden beschouwd.

Zoals A-G Kokott aangeeft lijkt deze zaak zich qua feitenpatroon tussen Air France-KLM en Société Thermale d’Eugénie-les-Bains te zitten. Naar aanleiding van dat eerste arrest beschreef ik al eens een situatie waarin een overeengekomen dienst volledig is betaald en maar gedeeltelijk is verricht, zoals bij de verkoop van een seizoenkaart waarbij de houder na (bijvoorbeeld) een stadionverbod geen toegang meer wordt verleend tot de plaatsen waarvoor hij heeft betaald, en dat dit btw-vragen oproept.

Ik kan mij wel vinden in de denkrichting van Kokott. Er is immers gepresteerd op grond van een overeenkomst, en voor deze prestatie is een vergoeding overeengekomen. De manier waarop de vergoeding wordt betaald, dus bijvoorbeeld in één keer vooraf of verspreid over een aantal deelbetalingen die, zoals in casu, gedurende de looptijd van de overeengekomen prestatie moeten worden betaald, zou de btw-behandeling van de transactie niet mogen beïnvloeden.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
6 juni 2018
Rolnummer
C‑295/17
ECLI
ECLI:EU:C:2018:413
NLF-nummer
NLF 2018/1361
Aflevering
28 juni 2018
Judoreg
NFB1599
bwbr0002629&artikel=8&lid=2,bwbr0002629&artikel=1,bwbr0002629&artikel=3,bwbr0002629&artikel=3&lid=1,bwbr0002629&artikel=4,bwbr0002629&artikel=6a,bwbr0002629&artikel=6b,bwbr0002629&artikel=6c,bwbr0002629&artikel=6c&lid=1,bwbr0002629&artikel=6d,bwbr0002629&artikel=6e,bwbr0002629&artikel=6e&lid=1,bwbr0002629&artikel=6f&lid=1,bwbr0002629&artikel=6g,bwbr0002629&artikel=6h,bwbr0002629&artikel=6i,bwbr0002629&artikel=8,bwbr0002629&artikel=8&lid=2,bwbr0002629&artikel=9,bwbr0002629&artikel=9&lid=1,bwbr0002629&artikel=11,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=12&lid=5,bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=20&lid=1,bwbr0002629&artikel=26,bwbr0002629&artikel=35a,bwbr0002634&artikel=33,bwbr0002672&artikel=15e&lid=10,bwbr0002672&artikel=14&lid=4,bwbr0002672&artikel=14b&lid=5,bwbr0002672&artikel=28&lid=2,bwbr0005537&artikel=7:13

Naar de bovenkant van de pagina