Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(94)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Dit is de derde en laatste conclusie in de zogenoemde tipgeverszaak.
Het gaat thans om het beroep van de Staatssecretaris tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 3 februari 2015 (nrs. 1300748 t/m 1300760, ECLI:NL:GHARL:2015:645).
Het Hof heeft geoordeeld dat vaststaat dat er geen gewichtige redenen bestaan om de naam van de tipgever geheim te houden.
De weigering van de Inspecteur om te voldoen aan de verplichting om de identiteit van de tipgever aan het Hof en daarmee aan belanghebbenden bekend te maken is naar het oordeel van het Hof onrechtmatig.
Het heeft hieraan de conclusie verbonden dat de navorderingsaanslagen vernietigd moeten worden.
Voorts heeft het Hof de Inspecteur in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 75.000.
De Staatssecretaris heeft zeven middelen van cassatie voorgesteld.
In het eerste middel wordt het oordeel van het Hof betwist dat het bezwaar tegen de navorderingsaanslag over het jaar 2006 en bijbehorende beschikkingen ontvankelijk dient te worden verklaard.
Dit middel acht de Advocaat Generaal IJzerman gegrond, omdat belanghebbende een- en andermaal heeft verzuimd rechtsgeldig en tijdig een bezwaarschrift in te dienen tegen die navorderingsaanslag.
In het zesde middel komt de Staatssecretaris op tegen de toegekende proceskostenvergoeding van € 75.000.
Het Hof heeft geoordeeld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding zijn om af te wijken van de forfaitaire proceskostenvergoeding, omdat de weigering om de naam van de tipgever bekend te maken (bijzonder) onrechtmatig was.
Volgens de A-G is hier echter geen sprake van ‘in vergaande mate onzorgvuldig handelen’ of ‘procederen tegen beter weten in’ door de Inspecteur. Het zesde middel slaagt daarom, aldus de A-G.
De overige cassatiemiddelen falen volgens de A-G.
Zo wordt er onder meer ten onrechte over geklaagd dat het Hof vooringenomen is tegen de Inspecteur.
Conclusie: het cassatieberoep van de Staatssecretaris is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1997-2000
Instantie
A-G
Datum instantie
20 augustus 2015
Rolnummer
15/01348
ECLI
ECLI:NL:PHR:2015:1480
bwbid=bwbr0&artikel=8:75

Naar de bovenkant van de pagina