Direct naar content gaan

Samenvatting

Volgens een recente studie die is uitgevoerd op initiatief van de Europese Commissie, beliep het verlies aan opbrengsten uit de btw in de lidstaten in 2011 een bedrag van € 193 miljard, hetgeen overeenkomt met 18 % van de verschuldigde opbrengsten en 1,5 % van het bruto binnenlands product. Ofschoon er tal van redenen voor dit verlies bestaan, is fraude toch wel een van de belangrijkste. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat bij de nationale overheden en rechterlijke instanties groeiende aandacht bestaat voor de bestrijding van btw-fraude. Ook in de rechtspraak van het HvJ speelt deze problematiek al enige tijd een steeds grotere rol.
Het systeem van belastingheffing in het intracommunautaire handelsverkeer leent zich bijzonder goed voor fraude. Fraude wordt gepleegd door gebruik te maken van de btw-regelingen om onrechtmatig winst te behalen in de vorm van aftrek, vrijstelling en teruggaaf van de belasting. Dit probleem is nog recentelijk aan de orde gekomen in meerdere arresten van het HvJ. De onderhavige gevoegde zaken bieden de gelegenheid deze rechtspraak uit te werken en aan te vullen. De Hoge Raad der Nederlanden wenst namelijk van het HvJ te vernemen wat de omvang is van de bevoegdheden en verplichtingen van de autoriteiten en rechterlijke instanties van de lidstaten wanneer zij met dit soort fraude worden geconfronteerd, zo naar nationaal recht niets expliciets is bepaald over deze bevoegdheden en verplichtingen.
Het HvJ verklaart in deze gevoegde zaken (C‑131/13, Schoenimport 'Italmoda' Mariano Previti vof, C‑163/13, Turbu.com bv en C‑164/13, Turbu.com Mobile Phone’s bv) het volgende voor recht.

1)De door de Hoge Raad in de zaken C‑163/13 en C‑164/13 gestelde vragen zijn niet-ontvankelijk.

2) De Zesde Richtlijn (77/388/EEG) moet aldus worden uitgelegd dat het aan de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties staat een belastingplichtige in het kader van een intracommunautaire levering de toepassing te weigeren van het recht op aftrek, vrijstelling of teruggaaf van de btw, ook indien de nationale wet niet voorziet in bepalingen van die strekking, indien aan de hand van objectieve gegevens vast komt te staan dat deze belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij met de handeling waarvoor aanspraak op het betrokken recht wordt gemaakt, deelnam aan fraude ter zake van de btw in het kader van een keten van leveringen.

3) De Zesde Richtlijn (77/388) moet aldus worden uitgelegd dat een belastingplichtige die wist of had moeten weten dat hij met de handeling waarvoor aanspraak op het recht van aftrek, vrijstelling of teruggaaf van de btw wordt gemaakt, deelnam aan fraude ter zake van de btw in het kader van een keten van leveringen, deze rechten kunnen worden geweigerd, ondanks dat de fraude is gepleegd in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin aanspraak op deze rechten wordt gemaakt en de belastingplichtige in deze laatste lidstaat heeft voldaan aan de formele voorwaarden die de nationale wet aan deze rechten verbindt.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1999-2001 en 2003
Instantie
HvJ
Datum instantie
18 december 2014
Rolnummer
C-131/13
ECLI
ECLI:EU:C:2014:2455
bwbr0002629,bwbr0002629&artikel=6,bwbr0002629&artikel=6&lid=1,bwbr0002629&artikel=15&lid=1,bwbr0002629&artikel=17a,bwbr0002629&artikel=17b,bwbr0002629&artikel=37c

Naar de bovenkant van de pagina