Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Tot het vermogen van een fiscale eenheid behoort een drietal onroerende zaken. X (bv; belanghebbende) is moedermaatschappij van de fiscale eenheid. In december 2014 heeft de bank de (rekening-courant)kredietfaciliteit van de fiscale eenheid opgezegd per 31 maart 2015. Ter voorkoming van executoriale verkoop heeft X gezocht naar een externe financier. Als gevolg daarvan heeft zij op 22 december 2014 een overeenkomst gesloten met Y, die gaat onderzoeken of hij de financiering wil overnemen. De overeenkomst houdt ook in dat Y bij overname van de financiering zal gaan samenwerken met X om de onroerende zaken te herontwikkelen. Uiteindelijk verstrekt Y leningen aan X en een bankgarantie waardoor de bank de kredietopzegging intrekt. Tevens wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer over de resultaatverdeling van de herontwikkeling afspraken worden gemaakt.
X stelt dat zij, op grond van de overeenkomst van 22 december 2014, in 2014 een bedrag van € 2.500.000 ten laste van haar winst kan brengen. Zij merkt dit bedrag aan als een afsluitprovisie.
Evenals in eerste instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt Hof Den Bosch dat geen sprake is van een afsluitprovisie.
X heeft – weliswaar door de noodsituatie in verband met de dreigende opzegging van de kredietfaciliteit door de bank – een zakelijke overeenkomst gesloten met Y op grond waarvan in de toekomst een deel van de mogelijk te realiseren winst toekomt aan Y. Indien dit zich in de toekomst daadwerkelijk manifesteert, zal X slechts worden belast voor de winst die zij behaalt op het haar toekomende deel van de opbrengst. Het deel dat toekomt aan Y maakt geen onderdeel uit van de winst van X en kan dus ook niet als een last in het onderhavige jaar worden genomen.
De Hoge Raad heeft op 31 januari 2025 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
31 januari 2025
Rolnummer
23/01243
ECLI
ECLI:NL:HR:2025:144
bwbr0002672&artikel=8&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina