Direct naar content gaan

Samenvatting

De btw-vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen van artikel 13, B, sub d, punt 6, van de Zesde richtlijn heeft herhaaldelijk de aandacht van het Hof van Justitie EU (het Hof) gevraagd. Het onderhavige geding biedt het Hof de gelegenheid om zijn rechtspraak inzake het begrip „gemeenschappelijke beleggingsfondsen”, met name in de context van bedrijfspensioenfondsen, te verfijnen. In casu rijst eveneens de vraag wat onder „beheer” van gemeenschappelijke beleggingsfondsen dient te worden verstaan en hoe de belastingvrijstelling voor handelingen met betrekking tot deposito’s en rekening-courantverkeer, betalingen en overmakingen, van artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn (artikel 13) dient te worden uitgelegd.
De feiten zijn als volgt:
Het Deense bedrijf ATP verricht diensten ten behoeve van pensioenfondsen. Haar belangrijkste klant, PensionDanmark, is een bedrijfspensioenfonds dat pensioenregelingen beheert die zijn ingevoerd bij collectieve overeenkomst of bedrijfsovereenkomst.
Hoewel ATP niet betrokken is bij de belegging van de pensioenpremies (deze taak vervult het pensioenfonds zelf), verricht ATP drie soorten diensten ten behoeve van de pensioenfondsen. In de eerste plaats verricht ATP diensten met betrekking tot systeemonderhoud en -ontwikkeling, namelijk de ontwikkeling en het onderhoud van het platform dat wordt gebruikt om in de diensten van ATP te voorzien. In de tweede plaats verricht ATP administratieve taken, zoals het zowel aan werkgevers als aan werknemers verstrekken van informatie en advies met betrekking tot de pensioenregelingen. In de derde plaats verricht ATP diensten in verband met de betalingen ten gunste van en de uitkeringen uit de pensioenregeling. ATP heeft over haar diensten btw in rekening gebracht, maar stelt dat haar diensten in verband met betalingen ten gunste van en uitkeringen uit de pensioenregelingen krachtens artikel 13 van btw zouden moeten zijn vrijgesteld.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat:
1. Pensioenfondsen onder de vrijstelling van artikel 13 kunnen vallen wanneer zij worden gefinancierd door de pensioenontvangers, het spaargeld wordt belegd volgens het beginsel van risicospreiding en het beleggingsrisico wordt gedragen door de leden van het pensioenfonds;
2. Het begrip „beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen” in de zin van artikel 13 diensten omvat waarmee een instelling de rechten van de leden van pensioenfondsen materialiseert door accounts aan te maken en de gestorte bijdragen op hun account in het systeem van de pensioenregelingen te boeken.
3. De btw-vrijstelling voor handelingen betreffende betalingen en overmakingen van toepassing is op diensten waarmee een instelling de rechten van de leden van een pensioenfonds materialiseert doordat voor deze leden een account in het systeem van de pensioenregelingen wordt aangemaakt en de bijdragen van deze leden op hun account worden geboekt, alsmede op handelingen die aan deze diensten ondergeschikt zijn of samen met deze diensten één enkele economische prestatie vormen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HvJ
Datum instantie
13 maart 2014
Rolnummer
C-464/12
ECLI
ECLI:EU:C:2014:139
bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina