Direct naar content gaan

Samenvatting

De gemeente X (belanghebbende) maakt samen met twee gemeenten onderdeel uit van een samenwerkingsverband, ‘Gemeenschappelijke regeling BAR-organisatie’ (hierna: de BAR). De kosten van de BAR worden gedragen door de drie gemeenten. Op 4 oktober 2018 is betreffende een btw-geschil over de koepelvrijstelling een vso gesloten tussen enerzijds de BAR en de individuele gemeenten en anderzijds de Inspecteur. In de vso is afgesproken dat naheffingsaanslagen OB vernietigd worden en dat van X te veel uit het Btw-compensatiefonds (BCF) ontvangen bedragen bij beschikking zullen worden teruggevorderd (jaren 2015-2017). Over de belastingrente is in de vso opgenomen dat deze wordt berekend conform de wettelijke bepalingen. Over de teruggaven aan de BAR is een (aanzienlijk) lager bedrag aan belastingrente vergoed dan in totaal aan belastingrente aan de gemeenten in rekening is gebracht over de daarmee samenhangende terugvorderingsbeschikkingen BCF.

In geschil of de belastingrente terecht (2017) dan wel tot de juiste bedragen (2015 en 2016) aan X in rekening is gebracht.

Hof Den Haag oordeelt evenals Rechtbank Den Haag dat de wetgever de verschillen tussen de vergoeding van belastingrente aan de ene kant en het in rekening brengen van belastingrente aan de andere kant, heeft voorzien en gewild. De rentebeschikkingen zijn in overeenstemming met de wet vastgesteld. Dat de BAR en de deelnemende gemeenten, waaronder X, hierdoor nadeel lijden, maakt op zich niet dat de toepasselijke wetgeving is geschonden. Het Hof verwerpt het standpunt van X dat de regelgeving over de belastingrente dient te worden getoetst aan het Statuut van het Koninkrijk. X heeft in deze procedure voorts geen ingang in het Unierecht. De Inspecteur heeft niet onzorgvuldig of anderszins in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld. De belastingrente is terecht en tot de juiste bedragen aan X in rekening gebracht.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2015-2017
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
9 juni 2021
Rolnummer
20/00745; 20/00746; 20/00747
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1193
Auteur(s)
mr. M.W.C. Soltysik
BTW Nederland/Rechter-plaatsvervanger Rechtbank Zeeland-West-Brabant
NLF-nummer
NLF 2021/1583
Aflevering
12 augustus 2021
Judoreg
NFB4497
bwbr0002320&artikel=30fc,bwbr0002320&artikel=30fc,bwbr0002320&artikel=30h,bwbr0002320&artikel=30h,bwbr0002320&artikel=30ha,bwbr0002320&artikel=30ha,bwbr0002320&artikel=30hb,bwbr0002320&artikel=30hb,bwbr0013817&artikel=9&lid=5,bwbr0013817&artikel=9&lid=5

Naar de bovenkant van de pagina