Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze parkeerbelastingzaak was na verwijzing (HR 12 juli 2019, 18/03304, ECLI:NL:HR:2019:1175, NLF 2019/1857, met noot van Geradts) in geschil of X (belanghebbende) recht heeft op een dwangsom. Verwijzingshof Amsterdam heeft het beroep gegrond verklaard en heeft de dwangsom vastgesteld op € 1.260. Het Hof heeft de Heffingsambtenaar voorts veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente over de dwangsom vanaf vier weken na de verzending van de uitspraak van het Hof tot de dag van de algehele voldoening.

X betoogt in cassatie dat de Heffingsambtenaar wettelijke rente dient te vergoeden vanaf 27 april 2017 tot de dag van betaling van de dwangsom. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond.

Ervan uitgaande dat de Heffingsambtenaar op 2 januari 2017 in gebreke is gesteld, is 27 februari 2017 de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was ingevolge artikel 4:17, lid 1 en 3, Awb. De Heffingsambtenaar had ingevolge artikel 4:18 Awb uiterlijk op 13 maart 2017 de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking moeten vaststellen.

Met inachtneming van de in artikel 4:87, lid 1, Awb bepaalde betalingstermijn van zes weken, zou 24 april 2017 de laatste dag van de betalingstermijn zijn. De Heffingsambtenaar moet wettelijke rente betalen over een bedrag van € 1.260 vanaf 24 april 2017 tot de dag van de algehele voldoening daarvan.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
24 april 2017 e.v.
Instantie
HR
Datum instantie
18 december 2020
Rolnummer
20/01529
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:2038
Auteur(s)
mr. J.M. van der Vegt
Hof Den Bosch
NLF-nummer
NLF 2021/0014
Aflevering
7 januari 2021
Judoreg
NFB3924
,bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina