Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet van € 15.543 ontvangen. Vanaf 1 november 2018 ontvangt X inkomsten uit een nabestaandenpensioen. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente een deel van de bijstandsuitkering heeft teruggevorderd (€ 2.322 over periode 1 november 2018 tot en met 31 juli 2020). Terugvordering vindt plaats door maandelijkse inhoudingen op de uitkering van X met ingang van 19 augustus 2020.

In deze zaak is in geschil de hoogte van het vastgestelde inkomensgegeven van X over het jaar 2019, als bedoeld in artikel 21, aanhef en onderdeel e, AWR. X stelt dat bij de toeslagbeschikking is uitgegaan van een te hoog inkomensgegeven. Volgens X moet het teruggevorderde bedrag buiten beschouwing worden gelaten.

Hof Den Haag oordeelt dat de in 2019 ten onrechte ontvangen uitkering belastbaar loon (uit vroegere dienstbetrekking) betreft. Pas op het moment dat X bedragen terugbetaalt (door middel van verrekening met de uitkering van de jaren 2020 e.v.), is in dat betreffende latere jaar sprake van negatief loon.

De Inspecteur heeft toegezegd dat hij bij de beoordeling van de aanslag IB/PVV 2019 zal beoordelen of X voldoet aan de voorwaarden voor de goedkeuring uit het besluit van 5 augustus 2009, CPP2009/1096M.

Het hoger beroep is echter ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
23 juli 2024
Rolnummer
23/508
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1667
NLF-nummer
NLF 2024/2458
Aflevering
5 november 2024
bwbr0002320&artikel=21,bwbr0002320&artikel=21

Naar de bovenkant van de pagina