Direct naar content gaan

Samenvatting

In 2015 emigreerde X (hierna: erflater) naar Malta. Op 25 oktober 2019 legde de Inspecteur een conserverende aanslag IB/PVV 2015 op, vanwege het aanmerkelijk belang dat erflater op dat moment had. Vier dagen later werd uitstel van betaling verleend. Op 12 mei 2021 verkocht erflater zijn aandelen, waarna op 12 oktober 2022 het uitstel van betaling werd ingetrokken.

De erfgenamen (belanghebbenden) betaalden de aanslag op 24 oktober 2022 en maakten op 15 november 2022 bezwaar tegen de intrekking van het uitstel, wat op 3 mei 2023 ongegrond werd verklaard.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant stellen de erfgenamen dat zij recht hebben op het voortduren van het verleende uitstel van betaling en dat de intrekking van dit uitstel ten onrechte is geweest.

De Ontvanger stelt dat de betaling van de conserverende aanslag met zich brengt dat de aanslag en de daaruit volgende vordering door de betaling definitief teniet zijn gegaan.

De Rechtbank oordeelt dat het door belanghebbenden gemaakte bezwaar hen niet in een betere positie brengt, omdat de vastgestelde belastingschuld al was voldaan. De Ontvanger had het bezwaar daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren.

Voor zover belanghebbenden stellen dat onverschuldigd is betaald, kan deze stelling hen niet baten. De bestuursrechter kan slechts uitspraak doen ten aanzien van het bestreden besluit, in dit geval de intrekkingsbeschikking. Aangezien de intrekkingsbeschikking slechts ziet op de intrekking van het verleende uitstel van betaling, kan de Rechtbank alleen daarover oordelen.

Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
10 februari 2025
Rolnummer
23/3340
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:695
NLF-nummer
NLF 2025/0630
Aflevering
18 maart 2025
bwbr0004770&artikel=25,bwbr0004770&artikel=25,bwbr0011353&artikel=2.8,bwbr0011353&artikel=2.8,bwbr0011353&artikel=2.9,bwbr0011353&artikel=2.9

Naar de bovenkant van de pagina