Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze zaak stelt X (belanghebbende) dat de box 3-heffing over de jaren 2017 tot en met 2020 leidt tot een individuele en buitensporige last.

In het jaar 2017 heeft X om persoonlijke redenen ervoor gekozen om zijn bijstandsuitkering stop te zetten en over te gaan naar de uitkering van een deel van zijn ontslagvergoeding (de gouden handdruk) door Volksbank nv. De uitkering uit zijn ontslagvergoeding is € 624,75 bruto per maand.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat X zelf de keuze heeft gemaakt dat hij mogelijk moest interen op zijn vermogen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De enkele omstandigheid dat iemands inkomen onder het bijstandsniveau ligt, heeft niet tot gevolg dat (vrijwel) geen belasting mag worden geheven over box 3-inkomen.

Het werkelijk gerealiseerde rendement is in casu steeds hoger dan de verschuldigde belasting over het box 3-inkomen. Dit betekent dat de betaling kan geschieden vanuit dit rendement, waardoor X om de heffing over zijn vermogen te betalen niet hoeft in te teren op zijn vermogen en de box 3-heffing ook niet de reden is dat hij onder de bijstandsnorm komt. Er is geen sprake van strijd met artikel 1 EP.

Het beroep is ongegrond. X heeft wel recht op een dwangsom van € 1.442 en een immateriële schadevergoeding van € 500.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2017-2020
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
12 december 2024
Rolnummer
23/10679; 23/10680; 23/10681; 23/10682
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:8487
NLF-nummer
NLF 2025/0042
Aflevering
7 januari 2025

Naar de bovenkant van de pagina