Samenvatting
Relevante Kamerstukken
Noot bij voorstel van wet en memorie van toelichting
20 september 2022
Overbruggingswetgeving
Met het wetsvoorstel wordt het huidige wettelijke box 3-stelsel met ingang van belastingjaar 2023 in lijn gebracht met het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. Deze zogenoemde overbruggingswetgeving zal het huidige wettelijke box 3-stelsel vervangen voor de belastingjaren 2023 en 2024 en wordt gebaseerd op de voor de hersteloperatie gekozen oplossing, de forfaitaire spaarvariant. Het voorstel is de overbruggingswet te laten gelden tot de invoering van een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement.
Belangrijke aanpassingen ten opzichte van het huidige wettelijke box 3-stelsel; berekening forfaitaire rendementspercentages
Er komen drie vermogenscategorieën (banktegoeden, overige bezittingen en schulden) met elk een eigen forfait. Het voorstel regelt in het voorgestelde artikel 10.6ter Wet IB 2001 op welke wijze deze drie forfaitaire rendementspercentages jaarlijks worden berekend.
Artikel 10.6ter Wet IB 2001
1Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 4.14, eerste lid, vermelde percentage na toepassing van het tweede tot en met zevendederde tot en met achtste lid bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de som van: het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, als tweede vermelde percentage.
- a.het product van het als eerste vermelde percentage in artikel 5.2, eerste lid, en het als eerste vermelde percentage in de laatste rij van de tabel in artikel 5.2, eerste lid, en
- b.het product van het als tweede vermelde percentage in artikel 5.2, eerste lid, en het als tweede vermelde percentage in de laatste rij van de tabel in artikel 5.2, eerste lid.
2Bij het begin Na afloop van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerstetweede lid, tweede zin, eerstvermelde percentage bij ministeriële regeling met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:rlt = 1,31 x rd - 0,31 x (rd + 0,1)
waarbij wordt verstaan onder:
rIt: het rendement in procenten van het gedeelte van de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot rendementsklasse I voor het kalenderjaar;
rd: het gemiddelde rendement in procenten op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, van de achttiende tot en met de zevende aan het kalenderjaar voorafgaande maand. de door twaalf te delen som van het gemiddelde maandelijkse rendement in procenten op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november.
3Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerstetweede lid, tweede zin, als tweede vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de som van 53% van het langetermijnrendement op onroerende zaken, 33% van het langetermijnrendement op aandelen en 14% van het langetermijnrendement op obligaties.4Na afloop van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, als derde vermelde percentage bij ministeriële regeling met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van het gemiddelde maandelijkse rentepercentage over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november.45Het langetermijnrendement op onroerende zaken, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlozt: het langetermijnrendement in procenten op onroerende zaken voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rlozt−1: het langetermijnrendement in procenten op onroerende zaken voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rozt−2: het rendement in procenten op onroerende zaken in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op de procentuele verandering van het gemiddelde van de maandelijkse prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, ten opzichte van het gemiddelde van de maandelijkse prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid. Indien de basis voor het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen wordt verlegd, wordt bij ministeriële regeling aangegeven op welke wijze wordt overgegaan op de nieuwe reeks van het prijsindexcijfer.56Het langetermijnrendement op aandelen wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlat: het langetermijnrendement in procenten op aandelen voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rlat−1: het langetermijnrendement in procenten op aandelen voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rat−2: het rendement in procenten op aandelen voor het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op de procentuele verandering van de MSCI Europe Standard Gross Local Index aan het einde van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, ten opzichte van deze index aan het einde van het derde kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid.
67Het langetermijnrendement op obligaties, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlot: het langetermijnrendement in procenten op obligaties, bedoeld in het derde lid;
rlot−1: het langetermijnrendement in procenten op obligaties voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rot−2: het rendement in procenten op obligaties in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op het jaarcijfer voor de kapitaalmarktrentevoetde gemiddelde kapitaalmarktrentevoet in procenten van de jongste Nederlandse 10-jarige staatsobligatie met betrekking tot het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bankde Europese Centrale Bank.78HetDe percentages, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, aanhef en tweede lid, de percentages, bedoeld in het derde lid en de langetermijnrendementen, bedoeld in het vierde, vijfde, en zesde en zevende lid, worden rekenkundig afgerond op twee decimalen.