Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is woonachtig in Frankrijk en geniet in 2016 vanuit Nederland een AOW-uitkering van € 13.676 (heffingsrecht Frankrijk) en een pensioen van € 31.959 (heffingsrecht Nederland). X heeft in 2016 geen inkomstenbelasting in Frankrijk betaald. X wil onder meer negatief inkomen uit woning en alimentatie in aftrek brengen op zijn in Nederland belastbaar inkomen.

De Inspecteur staat dat niet toe. X heeft beroep ingesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet kan worden aangemerkt als kwalificerend buitenlands belastingplichtige in de zin van artikel 7.8 Wet IB 2001. Het standpunt van de Inspecteur is juist dat bij de beoordeling of ‘wegens de geringe hoogte van zijn inkomen in het woonland geen inkomstenbelasting in het woonland is verschuldigd’, als bedoeld in artikel 21bis, onderdeel c, Uitv.reg. IB 2001, uitgegaan moet worden van het wereldinkomen en dat de regels ter voorkoming van dubbele belasting daarbij buiten beschouwing moeten blijven. De Rechtbank is echter van oordeel dat X een zodanig gering inkomen in de woonstaat Frankrijk heeft dat Nederland belastingvoordelen met betrekking tot de persoonlijke en gezinssituatie moet toekennen aan X op grond van de Schumacker-jurisprudentie. In dit geval is niet de gehele persoonlijke situatie van X volledig in aanmerking genomen in Frankrijk, aangezien het Franse inkomen van X zodanig laag is dat (a) het drempelbedrag van € 14.771 niet volledig benut is, en (b) X de aftrekpost voor alimentatie niet heeft kunnen effectueren. Dit betekent dat Nederland ook rekening moet houden met de persoonlijke situatie van X. Er rijzen in dat kader diverse vragen hoe Nederland dat zou moeten doen. Gelet op het partijdebat gaan beide partijen ervan uit dat de geclaimde aftrekposten in aftrek kunnen komen. De Rechtbank verwerpt het betoog van de Inspecteur dat X in de heffing moet worden betrokken overeenkomstig de regels die golden voor de oude keuzeregeling. Wel kan X slechts voor 1.095/14.771e deel aanspraak maken op het inkomstenbelastingdeel van de ouderenkorting en de alleenstaande ouderenkorting.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
28 januari 2021
Rolnummer
20/4763
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2021:359
NLF-nummer
NLF 2021/0397
Aflevering
18 februari 2021
bwbr0011353&artikel=7.8,bwbr0011353&artikel=7.8&lid=6,bwbr0011353&artikel=8.8,bwbr0011353&artikel=8.9,bwbr0012066&artikel=21bis,bwbr0011353&artikel=7.8,bwbr0012066&artikel=21bis

Naar de bovenkant van de pagina