Direct naar content gaan

Samenvatting

Aan X (bv; belanghebbende) is een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 2.022, die door Rechtbank Den Haag is verminderd tot € 1.326. De Rechtbank heeft een immateriële schadevergoeding toegekend van € 500.

Hof Den Haag heeft het hoger beroep van X ten aanzien van de naheffingsaanslag ongegrond verklaard. Het Hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met acht maanden is overschreden. Er is volgens het Hof echter geen aanleiding voor vergoeding van immateriële schade nu X en haar gemachtigde krachtens volmacht overeen zijn gekomen dat alle proceskostenvergoedingen, dwangsommen en/of schadevergoedingen die worden uitbetaald in verband met de procedure aan de gemachtigde van X ten goede komen.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond. Dat een belanghebbende bij voorbaat een beslissing heeft genomen over de besteding van de vergoeding die hij eventueel zal krijgen voor spanning en frustratie vanwege de lange duur van een procedure, zoals het geval is bij een overeenkomst als de onderhavige, brengt niet mee dat die spanning en frustratie hem bespaard zullen blijven, en hij dus niet zulke immateriële schade zal lijden.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2023
Instantie
HR
Datum instantie
31 mei 2024
Rolnummer
23/03227
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:775
NLF-nummer
NLF 2024/1355
Aflevering
11 juni 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6435
bwbr0005537&artikel=8:73,bwbr0005537&artikel=8:73

Naar de bovenkant van de pagina