Deze zaak gaat over de herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat Dienst Toeslagen niet de in een eerdere tussenuitspraak geconstateerde gebreken heeft hersteld, doordat de dienst X (belanghebbende) niet heeft gehoord, niet daaraan voorafgaand de zaakstukken ter inzage heeft gelegd en niet per herstelmaatregel als genoemd in artikel 2.7, lid 4, Wht aan de hand van de bezwaren heeft gemotiveerd of X daarvoor in aanmerking komt.
Het beroep is gegrond. De Rechtbank ziet geen aanleiding om (opnieuw) binnen het kader van deze beroepsprocedure de mogelijkheid tot herstel te bieden. Dienst Toeslagen wordt opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van X.
De Rechtbank merkt ten overvloede op dat zij het onbegrijpelijk acht dat Dienst Toeslagen geen gehoor heeft gegeven aan de tussenuitspraak door X niet alsnog te horen.
Daarnaast geldt het volgende. Dienst Toeslagen geeft tijdens zittingen regelmatig aan niet in hoger beroep te zullen gaan tegen uitspraken van de rechtbanken. De Rechtbank begrijpt dat dit gedaan wordt vanuit de gedachte om ouders niet te belasten met (nog) een procedure. De Rechtbank merkt echter ook op dat het efficiënter is als Dienst Toeslagen van een uitspraak, waarmee zij het niet eens is, in hoger beroep gaat, zodat door de hoogste instantie de feiten kunnen worden besproken en de rechtsvragen kunnen worden beantwoord. Dit komt ten goede aan de rechtsontwikkeling.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen
naam eiseres, te plaats, eiseres, gemachtigde: mr. J.F. Cheung,
en
Dienst Toeslagen, verweerder, gemachtigde: persoon A en persoon B.
Procesverloop
Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 31 mei 2024 verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank Dienst Toeslagen in de gelegenheid gesteld de gebreken in het besluit van 14 februari 2024 (het bestreden besluit 1) te herstellen.
Bij brief van 11 juli 2024 heeft Dienst Toeslagen meegedeeld dat hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
Bij besluit van 7 augustus 2024 (het bestreden besluit 2) heeft Dienst Toeslagen gebruik gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
Bij brief van 24 september 2024 heeft eiseres hierop gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Beroep niet tijdig beslissen
1. Dienst Toeslagen heeft op 14 februari 2024 op het bezwaar van eiseres beslist. Op 10 januari 2024 heeft Dienst Toeslagen een dwangsombeschikking genomen waarin € 1.442,- aan eiseres is toegekend. Niet gebleken is dat eiseres nog een belang heeft en de rechtbank zal het beroep niet tijdig beslissen niet ontvankelijk verklaren.
Gebreken
2. Uit de tussenuitspraak volgt dat het bestreden besluit 1 in strijd is met de verplichting tot het beschikbaar stellen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, de hoorplicht, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel als neergelegd in respectievelijk artikel 7:4, 7:2, 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank heeft bepaald dat Dienst Toeslagen eerst de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres ter beschikking moet stellen en vervolgens eiseres moet horen. Ten slotte moest Dienst Toeslagen ten aanzien van alle in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregelen motiveren of eiseres daarvoor in aanmerking komt voor zover het bezwaar daartoe aanleiding geeft.
Besluit van Dienst Toeslagen
3. Dienst Toeslagen heeft het bestreden besluit 1 herzien en in het bestreden besluit 2 geconcludeerd dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en hij om die reden eiseres niet gehoord heeft. Na de integrale beoordeling als vastgelegd in de beschikking van 17 mei 2023 staat voor Dienst Toeslagen vast dat eiseres geen gedupeerde is en daarom geen recht op compensatie heeft.
Beoordeling van het herstel van de gebreken
4.1. De rechtbank dient te beoordelen of Dienst Toeslagen met het bestreden besluit 2 de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken heeft hersteld. Naar het oordeel van de rechtbank is Dienst Toeslagen hierin niet geslaagd.
4.2. De rechtbank stelt vast dat Dienst Toeslagen eiseres niet gehoord heeft en daaraan voorafgaand niet de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage heeft gelegd. Hierdoor handelt Dienst Toeslagen opnieuw in strijd met artikelen 7:2 en 7:4 van de Awb. Door eiseres opnieuw niet te horen en de op de zaak betrekking hebbende stukken pas na het nemen van een herziene beslissing op bezwaar aan eiseres toe te zenden, ontneemt Dienst Toeslagen eiseres opnieuw de kans om haar gronden van bezwaar aan te vullen en te betogen of en voor welke herstelmaatregelen van artikel 2.7, vierde lid, van de Wht zij meent in aanmerking te komen. Deze beoordeling laat Dienst Toeslagen ten onrechte achterwege. Immers, de rechtbank heeft onder 10 van de tussenuitspraak uitdrukkelijk overwogen dat Dienst Toeslagen ten aanzien van iedere in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregel aan de hand van de bezwaren moet motiveren of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt. Het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel wordt daarmee opnieuw geschonden.
4.3. Dienst Toeslagen heeft de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken dus niet hersteld en het besluit van 7 augustus 2024 kan niet in stand blijven. Het bestreden besluit wordt vernietigd en Dienst Toeslagen zal opnieuw een besluit moeten nemen op het bezwaar dat op 8 februari 2023 is ingediend.
Ten overvloede
5.1. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwegingen ten overvloede opgenomen over de veelheid aan beslissingen die de Dienst Toeslagen neemt bij de herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Dienst Toeslagen heeft de rechtbank laten weten dat de integrale beoordeling inmiddels in één beschikking wordt gedaan. Het valt te prijzen en het past Dienst Toeslagen ook dat hij zijn processen bijstuurt en aanpast op het moment dat dit de (snelheid van de) uitvoering ten goede komt. Zeker op het moment dat de uitvoering van de herbeoordelingen veel meer omvattend is dan aanvankelijk gedacht.
5.2. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat Dienst Toeslagen geen gehoor heeft gegeven aan de tussenuitspraak door eiseres niet alsnog te horen. Het horen van een betrokkene in bezwaar is om meerdere redenen van belang, maar niet in de laatste plaats om ervan overtuigd te raken dat aan zijn bezwaren ernstig aandacht is besteed. Zo hij al geen gelijk krijgt, kan hem toch duidelijk worden dat met zijn standpunt rekening is gehouden. Soms kan hem op de hoorzitting duidelijk zijn geworden om welke reden niet aan zijn bezwaar tegemoet kan worden gekomen. Door uitwisseling van informatie en wederzijdse standpunten kan het vertrouwen van de burger in de overheid worden versterkt. Dat vertrouwen in de overheid is bij het grootste deel van de gedupeerden verdwenen en de Wet hersteloperatie toeslagen met een breed en samenhangend herstel heeft nu juist de ambitie om het vertrouwen in de overheid te herstellen. In deze zaken geldt bovendien dat Dienst Toeslagen over alle relevante informatie beschikt en de primaire besluiten vaak summier gemotiveerd zijn. Het ligt dan niet snel in de rede dat Dienst Toeslagen een bezwaar als kennelijk ongegrond afdoet en daarmee ook niet de op de zaak betrekking hebbende stukken toestuurt. Alleen met die stukken kan de belanghebbende immers vaak voor het eerst beoordelen waarom Dienst Toeslagen het primaire besluit heeft genomen en de bezwaargronden daarop toespitsen.
5.3. Daarnaast geldt het volgende. Dienst Toeslagen geeft tijdens zittingen regelmatig aan niet in hoger beroep te zullen gaan tegen uitspraken van de rechtbanken. Uit de laatste voortgangsrapportage blijkt ook dat het kabinet zeer terughoudend wil zijn ten aanzien van het zelf aanwenden van rechtsmiddelen door de overheid. De rechtbank begrijpt dat dit gedaan wordt vanuit de gedachte om ouders niet te belasten met (nog) een procedure. De rechtbank merkt echter ook op dat het efficiënter is als Dienst Toeslagen van een uitspraak, waarmee zij het niet eens is, in hoger beroep gaat, zodat door de hoogste instantie de feiten kunnen worden besproken en de rechtsvragen kunnen worden beantwoord. Dit komt ten goede aan de rechtsontwikkeling.
5.4. In het onderhavige geval is eiseres vooralsnog niet verder gekomen met deze procedure bij de rechtbank. Als Dienst Toeslagen het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank of het in de tussenuitspraak neergelegde toetsingskader, dan ligt het voor de hand dat Dienst Toeslagen in hoger beroep gaat.
Conclusie
6. Gelet op de in de tussenuitspraak en deze uitspraak geconstateerde gebreken is het beroep gegrond en moeten de bestreden besluiten 1 en 2 worden vernietigd. Dienst Toeslagen is er niet in geslaagd de gebreken te herstellen en de rechtbank ziet in de feiten en omstandigheden in deze zaak en de wijze waarop de besluitvorming heeft plaatsgevonden geen aanleiding om (opnieuw) binnen het kader van deze beroepsprocedure de mogelijkheid tot herstel te bieden. De rechtbank zal daarom de bestreden besluiten 1 en 2 vernietigen en Dienst Toeslagen opdragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak.
7. De rechtbank veroordeelt Dienst Toeslagen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de zienswijze van 24 september 2024 met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten 1 en 2 gegrond;
vernietigt de bestreden besluiten 1 en 2;
draagt Dienst Toeslagen op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak;
veroordeelt Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.187,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H.I. Zwaneveld-Butter, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 15 november 2024.