Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is eigenaar van een bedrijfshal. Aan de bedrijfshal is een bedrijfswoning gelegen. Er is geen doorgang tussen de woning en de bedrijfshal.

X heeft de bedrijfshal gebruikt in zijn onderneming. In 2018 heeft hij zijn onderneming gestaakt en heeft hij de bedrijfshal voor de IB/PVV als privévermogen aangemerkt. Hij gebruikt de bedrijfshal sindsdien voor de stalling van zijn privézeilboot, auto en andere privéspullen. De onroerende zaak is in 2022 verkocht.

Niet in geschil is dat de onroerende zaak één WOZ-object is en dat de daaraan toegekende WOZ-waarde (waardepeildatum 1 januari 2020) niet te hoog is. Wel is in geschil de hoogte van de aanslag OZB 2021.

X stelt dat sprake is van een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in artikel 220, aanhef en onderdeel a, en artikel 220a, lid 2, Gemw en dat daarom het lagere tarief moet worden gehanteerd.

Hof Arnhem-Leeuwarden geeft X gelijk.

Het door X na staking van zijn onderneming in gebruik genomen deel van de bedrijfshal is, door het gebruik als opslagruimte voor privézaken, volledig dienstbaar aan de woondelen. Dat het feitelijke gebruik niet heel omvangrijk is, doet hieraan niet af. De Heffingsambtenaar heeft de onroerende zaak ten onrechte als niet-woning aangemerkt.

Het hoger beroep is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
15 oktober 2024
Rolnummer
23/1196
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:6425
NLF-nummer
NLF 2024/2480
Aflevering
5 november 2024
bwbr0005416&artikel=220,bwbr0005416&artikel=220,bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0005416&artikel=220a

Naar de bovenkant van de pagina