Direct naar content gaan

Samenvatting

De Oostenrijkse BM vordert terugbetaling van de omzetbelasting die zij van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2018 heeft betaald over de programmavergoeding die zij naar nationaal recht doorlopend moest betalen voor het ontvangen van radio- of televisie-uitzendingen door de Oostenrijkse omroeporganisatie (ORF). BM betoogt dat de nationale wetgeving volgens welke de programmavergoeding aan omzetbelasting is onderworpen, in strijd is met het Unierecht. Zij wijst in dit verband op de volgende aspecten: zij is niet vrijwillig een rechtsbetrekking met de ORF aangegaan. In het bijzonder heeft zij geen ‘Smartcard’ (chipkaart) voor het decoderen van de programma’s van de ORF aangeschaft. Voorts is er volgens haar geen sprake van een uitwisseling van prestaties. Het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) heeft over deze zaak aan het HvJ de volgende prejudiciële vragen gesteld:

  1. Moet een vergoeding zoals de Oostenrijkse ORF-programmavergoeding, die de publieke omroep zelf vaststelt om zijn werking te financieren, worden beschouwd als een tegenprestatie in de zin van artikel 2 jo. artikel 378, onder 1°, Btw-richtlijn?
  2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet de daarin bedoelde ORF-programmavergoeding dan ook worden beschouwd als een tegenprestatie voor zover personen die deze vergoeding moeten betalen en die weliswaar beschikken over een radio- of televisietoestel in een gebouw dat door de ORF via terrestrische weg van programma’s wordt voorzien, deze programma’s van de ORF niet kunnen ontvangen omdat zij niet over de vereiste ontvangstmodule beschikken?

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 oktober 2013 t/m 31 oktober 2018
Instantie
HvJ
Datum instantie
31 mei 2022
Rolnummer
C-249/22
NLF-nummer
NLF 2022/1195
Aflevering
23 juni 2022
celex32006l0112&artikel=2,celex32006l0112&artikel=2,celex32006l0112&artikel=378,celex32006l0112&artikel=378

Naar de bovenkant van de pagina