Samenvatting
Hoe zou ‘Europa’ moeten reageren op de maatschappelijke roep om een integer en adequaat functionerend vennootschapsbelastingstelsel voor de interne markt? Voorgesteld wordt de voorliggende CCTB-/CCCTB-richtlijnvoorstellen om te vormen naar een unitair heffingsmodel dat de mondiale economische winsten van de multinational in de belastingheffing betrekt en de grondslag over landen, EU en niet-EU, verdeelt op basis van een bestemmingslandgeoriënteerde omzetsleutel: de ‘CCCTB 2.0’. De EU-lidstaten zouden zelf het tarief vaststellen over de hun toebedeelde belastinggrondslag. Dit heffingsmodel zou een einde maken aan de fiscale beïnvloeding van financierings- en investeringsvoortgangsbeslissingen en investeringslocatiebeslissingen. De belasting zou moeilijk te bespelen zijn. De EU-lidstaten zouden hun autonomie herwinnen om hun vennootschapsbelastingtarieven vast te stellen op het niveau dat zij wenselijk achten. De ‘race to the bottom’ zou binnen de EU een halt worden toegeroepen. Indien de EU als eerste zou bewegen, dan zouden andere landen of regio’s, door eigenbelang gedreven, worden aangemoedigd te volgen. De neutraliteitbevorderende kenmerken zouden het internationale bedrijfsleven stimuleren het model te omarmen en lobbymatig in te zetten op een zo snel mogelijke transitie. De beweging zou een door competitieve responses gedreven transitie initiëren richting mondiale omarming van bestemmingslandgeoriënteerde overwinstbelastingen: ‘harmonisatie door concurrentie’. Als innovatorregio zou de EU het grootste economische voordeel hebben gedurende de transitieperiode waarin de winstbelastingsystemen van landen evolueren richting het equilibrium waarin bestemmingslandgeoriënteerde winstbelastingen de mondiale standaard vormen. Eindpunt zou een nieuw fiscaal paradigma zijn van een internationale belastingarchitectuur die neutraal en non-discriminatoir functioneert aan de aanbodzijde. Een uitkomst die een billijke en economisch efficiënte systeemoplossing biedt voor de ‘BEPS-problematiek’.