Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en haar broer hebben in 2009 voor € 1.188.000 een kavel gekocht en hierop een bedrijfsgebouw gerealiseerd ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van de bv (hierna: B) van hun moeder. De aankoop is deels extern gefinancierd. Voorts heeft de moeder beide kinderen ieder € 500.000 doen toekomen.

X en haar broer verhuren het bedrijfspand aan B. De beschikkingsmacht van het bedrijfsgebouw is door een beheerovereenkomst voor een periode van tien jaar feitelijk verschoven naar een stichting, waarvan de moeder enig bestuurder is en die door de moeder is opgericht.

De Inspecteur heeft aan X navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd. Hij stelt dat sprake is van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling van het bedrijfsgebouw (heffing box 1 in plaats van box 3). X betoogt in deze procedure tevergeefs dat daarvan geen sprake is.

Bij de verwerving van de grond en het bedrijfspand door X en de broer en de daaropvolgende verhuur aan B is gekozen voor een samenstel van rechtshandelingen dat zich bij derden niet zou voordoen. Zo is de beschikkingsmacht en het eigendomsrecht van X en de broer vanwege de beheerovereenkomst verregaand beperkt respectievelijk uitgehold. De beheer- en beschikkingsmacht is volledig komen te liggen bij de stichting, en daarmee in wezen bij de moeder. Dit alles leidt voor Hof Den Bosch tot de conclusie dat het samenstel van rechtshandelingen erop gericht is een vermogensverschuiving van de moeder naar X en de broer te bewerkstelligen. Er is sprake van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.92, lid 3, Wet IB 2001, aldus het Hof.

Het Hof verwerpt verder het subsidiaire standpunt van X dat artikel 3.92, lid 3, Wet IB 2001 in relatie tot het inkomen uit sparen en beleggen als discriminatoir is aan te merken en in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Gelet op de redengeving bij artikel 3.92, lid 3, Wet IB 2001 kan niet worden gezegd dat de wetgever is getreden buiten de ruime beoordelingsmarge.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2008-2014
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
6 juli 2022
Rolnummer
21/00430; 21/00431; 21/00432; 21/00433; 21/00434; 21/00435; 21/00436
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:2230
Auteur(s)
N.F.M. van Mol MSc
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2022/1485
Aflevering
4 augustus 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB5169
bwbr0011353&artikel=3.91,bwbr0011353&artikel=3.91,bwbr0011353&artikel=3.92,bwbr0011353&artikel=3.92

Naar de bovenkant van de pagina