Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) verleent bijstand aan cliënten met administratieve boetes van overheidsorganen. In de aangifte vpb 2017 heeft zij een verlies van € 58.673 aangegeven, inclusief ‘andere kosten’ van € 63.455.

Bij het opleggen van die aanslag heeft de Inspecteur de kostenpost van € 63.455 gecorrigeerd, en de belastbare winst, tevens het belastbaar bedrag vastgesteld op € 4.782. Bij de aanslag is € 167 belastingrente in rekening gebracht.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant beoordeelt of de Inspecteur de aanslag vpb 2017 niet tot een te hoog bedrag heeft opgelegd. Daartoe is allereerst in geschil of, zoals X betoogt, de Inspecteur gehouden is de aanslag voortvarend aan haar op te leggen en, zo ja, of de Inspecteur dat heeft gedaan. Verder is de bij de aanslag gecorrigeerde kostenpost in geschil.

De Rechtbank oordeelt dat de door X gestelde voortvarendheidseis in de aanslagfase niet geldt. De Inspecteur heeft immers een wettelijke termijn van drie jaar voor het opleggen van de aanslag (artikel 11, lid 3, AWR). Daar heeft de Inspecteur zich in dit geval aan gehouden. De aanslag is dus in beginsel tijdig opgelegd.

X maakt uitsluitend ten aanzien van de post griffierechten (€ 12.052) en kickbackfee tot een bedrag van € 151 aannemelijk dat de Inspecteur de kostenpost ten onrechte heeft gecorrigeerd. De in de aanslag vastgestelde belastbare winst wordt met die bedragen verminderd. De aanslag vpb 2017 wordt daarom verminderd tot nihil en er wordt een verlies voor het jaar 2017 vastgesteld.

Verder kent de Rechtbank aan X een immateriële schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
18 juli 2024
Rolnummer
21/3522
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4977
NLF-nummer
NLF 2024/1871
Aflevering
13 augustus 2024
bwbr0002320&artikel=11,bwbr0002320&artikel=11

Naar de bovenkant van de pagina