Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en haar voormalige partner hebben een dochter die is geboren in 2014. De dochter is in de BRP ingeschreven op het woonadres van de ex-partner.

X heeft in de aangifte IB/PVV 2015 verzocht om toekenning van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack). In een door X overgelegd tweewekelijks verblijfschema staan de tijdstippen waarop het kind bij X verblijft: in de eerste week op woensdag vanaf 7.30 uur tot en met donderdag 19.30 uur en op zaterdag vanaf 9.00 uur tot en met maandag 09.00 uur, en in de tweede week op woensdag vanaf 7.30 uur tot en met donderdag 19.30 uur. De Inspecteur heeft de iack niet verleend.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat X op grond van artikel 8.14a, lid 1, Wet IB 2001 en artikel artikel 44b, eerste volzin, Uitv.reg. IB 2001 wel aanspraak heeft op de iack omdat de dochter doorgaans ten minste ‘drie gehele dagen’ per week in elk van de huishoudens van X en de ex-partner verblijft. Volgens het Hof moet de term ‘gehele dagen’ worden uitgelegd overeenkomstig het spraakgebruik en kan ook een verblijf alleen overdag, korter dan 24 uur, een gehele dag zijn.

Ware dit anders, dan is sprake van gewekt vertrouwen, aldus het Hof. X mocht aan een passage over het co-ouderschap op de website van de Belastingdienst, zoals die voor medio 2018 luidde, het rechtens te honoreren vertrouwen ontlenen dat zij recht had op toepassing van de iack.

De staatssecretaris komt in cassatie terecht op tegen de door het Hof gegeven uitleg van het criterium ‘drie gehele dagen’. Bij de toepassing van dat criterium dient als uitgangspunt te worden genomen ‘3 x 24 uur’. Het oordeel van het Hof dat met het hiervoor weergegeven verblijfschema aan dat criterium is voldaan, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Het schema voldoet ook niet aan de eis dat beide ouders de zorg voor het kind gelijkelijk verdelen. Daarvoor verschilt het aantal uren dat het kind bij X verblijft te veel van het aantal uren dat het kind bij de ex-partner verblijft. Hieruit volgt dat X niet in aanmerking komt voor de iack, aldus de Hoge Raad.

De staatssecretaris komt ook terecht op tegen het oordeel van het Hof inzake gewekt vertrouwen. Uit de uitspraak van het Hof noch uit het dossier blijkt dat X heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat zij behalve de wettelijk verschuldigde belasting schade heeft geleden als gevolg van de toelichting op de website van de Belastingdienst en/of als gevolg van de door een medewerker van de BelastingTelefoon verstrekte inlichtingen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2015
Instantie
HR
Datum instantie
28 januari 2021
Rolnummer
20/01427
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:142
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2021/0360
Aflevering
18 februari 2021
Judoreg
NFB4127
bwbr0011353&artikel=8.14a,bwbr0011353&artikel=8.14a,bwbr0012031&artikel=44b,bwbr0012031&artikel=44b

Naar de bovenkant van de pagina