Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Voor rekening van X (belanghebbende) zijn aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van rijwielen met land van oorsprong en land van verzending Sri Lanka.

De Inspecteur heeft aan X utb’s uitgereikt ter betaling van antidumpingrechten voor de rijwielen op grond van Uitvoeringsverordening 501/2013.

Het HvJ heeft Uitvoeringsverordening 501/2013 ongeldig verklaard voor rijwielen verzonden vanuit Sri Lanka, ongeacht of deze al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka zijn aangegeven (HvJ 19 september 2019, C-251/18, ECLI:EU:C:2019:766).

Rechtbank Noord-Holland heeft de utb’s daarop bij uitspraak van 27 februari 2020 vernietigd omdat deze een rechtsgeldige grondslag ontberen. De bij voornoemde verordening ingestelde antidumpingrechten zijn onder de onderhavige omstandigheden immers niet wettelijk verschuldigd (zie in die zin ook HR 29 november 2019, 15/04667bis, ECLI:NL:HR:2019:1875 (Eurobolt)).

De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld. Volgens de Inspecteur had de Rechtbank haar uitspraak moeten aanhouden totdat duidelijk was of de rechtsgrond voor de bestreden utb’s met terugwerkende kracht zou worden hersteld. De Inspecteur verwijst in dit verband naar een door de Europese Commissie ingesteld onderzoek.

Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond.

De Rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat X de in de utb’s vermelde antidumpingrechten – als gevolg van de ongeldigverklaring van Uitvoeringsverordening 501/2013 ten aanzien van de invoer van uit Sri Lanka verzonden rijwielen – niet wettelijke verschuldigd was. Het oordeel van de Rechtbank vindt inderdaad steun in het Eurobolt-arrest.

Het na de uitspraak van de Rechtbank met terugwerkende kracht wederinstellen van de antidumpingrechten brengt voorts niet met zich dat de uitspraak van de Rechtbank – met terugwerkende kracht – onjuist is. Het rechtszekerheidsbeginsel verzet zich ertegen dat een rechterlijk oordeel achteraf wordt aangetast door de wetgever, ook indien het de Uniewetgever betreft.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2012-2013
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
1 maart 2022
Rolnummer
20/00256; 20/00257
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:883
Auteur(s)
mr. J.A.H. Hollebeek
Deloitte
NLF-nummer
NLF 2022/0678
Aflevering
7 april 2022
Judoregnummer
JCDI:NFB4933

Naar de bovenkant van de pagina