Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De douane moet een betrokkene eerst (gedocumenteerd) informeren over een op te leggen uitnodiging tot betaling van douanerechten (utb) en hem vervolgens de gelegenheid geven om zijn standpunt kenbaar te maken.
Pas dan mag worden overgegaan tot het uitreiken van de utb. Anders wordt het verdedigingsbeginsel geschonden, met alle mogelijke gevolgen van dien.
Dit is de kern van het onderhavige arrest van het Hof van Justitie EU (het Hof).
Het arrest is een gevolg van prejudiciële vragen van de Hoge Raad over een douanezaak.
In het arrest van de Hoge Raad was niet in geschil dat het verdedigingsbeginsel was geschonden. Niet (voldoende) duidelijk was echter wat de gevolgen zijn van een schending van het verdedigingsbeginsel.
Het Hof beantwoordt de vragen van de Hoge Raad als volgt:
1) een schending van het verdedigingsbeginsel kan rechtstreeks worden aangevochten bij de nationale rechter;
2) het verdedigingsbeginsel houdt in dat een belastingplichtige altijd moet worden gehoord voordat een utb wordt uitgereikt en er moet alsdan tevens een mogelijkheid zijn om de invordering (voorlopig) te stoppen als er reden is om aan de juistheid van de utb te twijfelen of als er onherstelbare schade dreigt te ontstaan als de invordering van de douaneschuld niet wordt stopgezet.
3) Er moeten adequate bezwaar- en beroepsmogelijkheden zijn;
4) De nationale rechter kan bij een schending van het verdedigingsbeginsel de utb’s nietig verklaren als de procedure zonder deze schending een andere afloop zou kunnen hebben gehad.
Conform conclusie A-G Wathelet.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2002 - 2003
Instantie
HvJ
Datum instantie
3 juli 2014
Rolnummer
C-129/13
ECLI
ECLI:EU:C:2014:2041

Naar de bovenkant van de pagina