Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende), woonachtig in Nederland, is op 19 oktober 2022 vanuit Turkije op Schiphol aangekomen. Aan X is op die dag ter zake van vijf gouden armbanden een utb uitgereikt van € 2.518, zijnde een bedrag van € 262 aan douanerechten en € 2.256 aan omzetbelasting. X heeft beroep ingesteld.

X maakt geen aanspraak op de regeling terugkerende goederen. Zij heeft geen sluitend bewijs dat de armbanden in Nederland zijn gekocht en dat zij in Nederland in het vrije verkeer zijn gebracht.

Vast staat dat X gebruik heeft gemaakt van het groene kanaal ‘niets aan te geven’, terwijl zij armbanden bij zich had waarvoor geen vrijstelling geldt. Dit betekent dat de verplichtingen betreffende het binnenbrengen in het douanegebied van Unie niet zijn nagekomen. X is ter zake van de invoer van de armbanden invoerrechten en omzetbelasting verschuldigd.

Rechtbank Noord-Holland is van oordeel dat de Inspecteur met de door hem gemaakte goudberekeningsmethode, waarin de goudprijs op het moment van invoer een element is, aannemelijk heeft gemaakt dat de douanewaarde en de daarop gebaseerde utb niet te hoog is vastgesteld.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2022
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
4 april 2024
Rolnummer
23/2260
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:3254
NLF-nummer
NLF 2024/2652
Aflevering
26 november 2024

Naar de bovenkant van de pagina