Direct naar content gaan

Samenvatting

De gemeente Zwijndrecht (X; belanghebbende) heeft op een eigen perceel grond een schoolgebouw laten bouwen ten behoeve van de huisvesting van twee vo-scholen en een mbo-school.

Het schoolgebouw bestaat uit verschillende bouwdelen. Een bouwdeel is gesplitst in drie appartementsrechten, waaronder een appartementsrecht dat een sporthal tot voorwerp heeft. De totale stichtingskosten van het schoolgebouw bedroegen ongeveer € 16 miljoen, exclusief btw. Het schoolgebouw heeft bouwkundige voorzieningen die buiten de bekostigingsnormen vallen van de Wet op het voortgezet onderwijs.

X heeft het gebouw voor in totaal € 4 miljoen (exclusief btw) verkocht aan een stichting, die het gebouw verhuurt aan de onderwijsinstellingen. X heeft de omzetbelasting die aan haar ter zake van de bouw in rekening is gebracht deels als voorbelasting in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft deze aftrek met een naheffingsaanslag gecorrigeerd.

Hof Den Haag acht dat terecht. Het vereiste rechtstreekse verband tussen de levering van het schoolgebouw als zodanig en de vergoeding (de bezwarende titel) ontbreekt volgens het Hof, zodat de door X verrichte levering geen prestatie in het economische verkeer vormt.

X heeft cassatieberoep ingesteld. Het middel betoogt onder meer dat onjuist is dat het Hof tot uitgangspunt heeft genomen dat de overdracht van het schoolgebouw aan de stichting één levering vormt.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond.

Appartementsrechten moeten voor de btw-heffing als afzonderlijke onroerende zaken worden aangemerkt. De Hoge Raad verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 29 mei 2015 inzake de gemeente Woerden (13/02651, ECLI:NL:HR:2015:1355, r.o. 3.1). Het Hof heeft dit miskend. De zaak is verwezen naar Hof Amsterdam.

Voor het geding na cassatie heeft te gelden dat de levering van de sporthal heeft plaatsgevonden tegen betaling van een als reële vergoeding aan te merken bedrag. De sporthal is voor de btw-heffing onder bezwarende titel geleverd. X heeft de sporthal voorts in haar hoedanigheid als ondernemer onder bezwarende titel geleverd. Deze levering is belast, zodat X recht heeft op aftrek van btw die ter zake van de bouw van de sporthal aan haar in rekening is gebracht. Deze belasting is ten onrechte nageheven. Het verwijzingshof moet het bedrag van deze belasting vaststellen.

Met betrekking tot de overige bouwdelen en appartementsrechten moet het verwijzingshof de zaak opnieuw beoordelen. Daarbij zal het verwijzingshof mede acht dienen te slaan op de op dezelfde datum in de zaken met nummer 17/02812 (ECLI:NL:HR:2018:1836; gemeente Barendrecht) en 17/02816 (ECLI:NL:HR:2018:1837; gemeente Brielle) uitgesproken arresten van de Hoge Raad.

Dit arrest vertoont, zeker wat betreft de na verwijzing uit te voeren beoordeling, grote overeenkomsten met de arresten inzake de gemeenten Brielle en Barendrecht. Ik verwijs daarom graag naar mijn noot bij het arrest inzake de gemeente Brielle (NLF 2018/2288). In deze noot besteed ik alleen aandacht aan de problematiek die specifiek in deze zaak naar voren komt: het voor btw-doeleinden afbakenen van onroerende zaken en de invloed van die afbakening op het interpreteren van het belastbaar feit.

Afbakening van goederen en gevolgen daarvan

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
19 oktober 2018
Rolnummer
17/02609
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1966
Auteur(s)
dr. B. Willemsen LLM
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2018/2287
Aflevering
1 november 2018
Judoreg
NFB1916
bwbr0002629&artikel=7,bwbr0002629&artikel=8&lid=2,bwbr0002629&artikel=15,bwbr0002629&artikel=1,bwbr0002629&artikel=3&lid=1,bwbr0002629&artikel=7,bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=7&lid=3,bwbr0002629&artikel=8,bwbr0002629&artikel=8&lid=2,bwbr0002629&artikel=9&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=11&lid=1,bwbr0002629&artikel=12&lid=5,bwbr0002629&artikel=15

Naar de bovenkant van de pagina