Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In deze strafzaak doet verdachte X bij de Hoge Raad een beroep op de recente zienswijze van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties inzake Jaddoe tegen Nederland van 2 september 2022. Met verwijzing naar deze zienswijze, betoogt X dat in een geval als dit, waarin Hof Arnhem-Leeuwarden tot een veroordeling is gekomen ter zake van een feit waarvan hij in eerste aanleg is vrijgesproken, voor hem in strijd met artikel 14, lid 5, IVBPR niet de mogelijkheid bestaat van een nieuwe beoordeling van zijn veroordeling door een hogere rechter, omdat de Nederlandse cassatieprocedure bij de Hoge Raad daaraan niet voldoet. In de Nederlandse vertaling luidt deze bepaling als volgt:

‘Een ieder die wegens een strafbaar feit is veroordeeld heeft het recht de schuldigverklaring en veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hoger rechtscollege overeenkomstig de wet.’

De Hoge Raad oordeelt echter dat de cassatieprocedure, zoals deze is vormgegeven in het Nederlandse stelsel van rechtsmiddelen, als zodanig voldoet aan de eisen die voortvloeien uit artikel 14, lid 5, IVBPR. In de cassatieprocedure vindt ook in gevallen waarin een verkorte motivering wordt toegepast, een inhoudelijke beoordeling plaats van zowel de juridische als de feitelijke gronden van een schuldigverklaring en veroordeling.

Conform Conclusie A-G Bleichrodt.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
HR
Datum instantie
24 januari 2023
Rolnummer
22/00595
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:40
Auteur(s)
mr. M.F. Kossen
FT-advocaten / Radboud Universiteit Nijmegen
NLF-nummer
NLF 2023/0359
Aflevering
16 februari 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5610

Naar de bovenkant van de pagina