Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Stichting X (belanghebbende) exploiteert een woonzorgcentrum. In het woonzorgcentrum wonen dementerende ouderen (de bewoners). Zij verblijven duurzaam in het woonzorgcentrum en beschikken niet elders over een woonruimte.

In geschil is of het woonzorgcentrum moet worden aangemerkt als woning in de zin van artikel 220a, lid 2, Gemw. Partijen verschillen van mening of de gezamenlijke woonkamers met keukens kwalificeren als delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Hof Den Haag is aan de hand van het zogenoemde geschiktheidscriterium tot het oordeel gekomen dat de woonkamers naar aard en inrichting bestemd en geschikt zijn tot woning te dienen. Dat in de woonkamers ook zorg wordt verleend aan de bewoners doet aan dat oordeel niet af. De vraag of de woonkamers volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden behoeft dan geen behandeling (vgl. Hof Den Haag 26 februari 2019, 18/00836, ECLI:NL:GHDHA:2019:381, NLF 2019/0584).

Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat het woonzorgcentrum in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemw indien de woonkamers kunnen worden aangemerkt als delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden, heeft de Heffingsambtenaar de aanslag OZB-gebruiker ten onrechte opgelegd en is de aanslag OZB-eigenaar ten onrechte opgelegd naar het tarief voor niet-woningen, aldus het Hof.

De directeur van de Gemeentebelastingen Drechtsteden heeft met één cassatiemiddel cassatieberoep ingesteld. Volgens hem heeft het Hof ten onrechte bij de toepassing van artikel 220a Gemw het geschiktheidscriterium gebruikt. Bij verpleeghuizen zou het gebruiks- of bestemmingscriterium moeten gelden.

Volgens A-G Wattel heeft het Hof het juiste criterium gebruikt en op basis daarvan geoordeeld dat de gezamenlijke woonkamers naar aard en inrichting zowel bestemd als geschikt zijn om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2017
Instantie
A-G
Datum instantie
18 november 2021
Rolnummer
21/00693
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:1079
Auteur(s)
drs. O.M. Menger
Fiscaliade
NLF-nummer
NLF 2022/0016
Aflevering
6 januari 2022
Judoreg
NFB4737
bwbr0005416&artikel=220,bwbr0005416&artikel=220,bwbr0005416&artikel=220a,bwbr0005416&artikel=220a

Naar de bovenkant van de pagina