Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak op het gebied van het verbeteren van bedrijfs- en informatieprocessen. Vanaf augustus 2014 heeft hij gedurende zes maanden buiten zijn woonplaats werkzaamheden verricht en heeft hij in Amsterdam en in Tilburg resp. een studio en een kamer gehuurd.

In de aangiften IB/PVV 2014 en 2015 heeft hij bedragen van resp. € 1.959 en € 5.047 aan kosten van ontbijt, lunch en diner (eigen verteerkosten) opgenomen als zakelijke kosten en vervolgens de aftrekbeperking van artikel 3.15, lid 5, Wet IB 2001 toegepast.

De Inspecteur stelt dat de eigen verteerkosten niet kwalificeren als ondernemerskosten in de zin van artikel 3.8 Wet IB 2001. Hij heeft de aanslagen IB/PVV 2014 en 2015 op dit punt gecorrigeerd.

Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten van het verblijf van X in Amsterdam en Tilburg zakelijk zijn. X heeft gesteld dat hieruit voortvloeit dat ook zijn daar gemaakte verteerkosten zakelijk zijn. Die stelling is door Hof Den Haag verworpen. De keuze van X om uitgaven te doen voor ontbijt, lunch of diner buiten de deur en deze maaltijden niet zelf klaar te maken, is een keuze om zijn leven op een bepaalde wijze in te richten, en die keuze berust op overwegend persoonlijke motieven die eveneens gelden wanneer hij thuis dergelijke uitgaven zou doen, aldus het Hof.

Tegen dit oordeel heeft X cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Het oordeel van het Hof geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting omdat de noodzaak om te eten en te drinken op zichzelf beschouwd niet meebrengt dat de verteerkosten in hun geheel uitsluitend zijn gemaakt ter bevrediging van persoonlijke behoeften van X.

De Hoge Raad doet de zaak af en kent X tevens een immateriële schadevergoeding toe van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2014-2015
Instantie
HR
Datum instantie
18 oktober 2024
Rolnummer
22/01689
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1472
Auteur(s)
mr. W.J.H. Antonisse
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2024/2391
Aflevering
29 oktober 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6626
bwbr0011353&artikel=3.15,bwbr0011353&artikel=3.15,bwbr0011353&artikel=3.8,bwbr0011353&artikel=3.8

Naar de bovenkant van de pagina