Direct naar content gaan

Samenvatting

De Inspecteur heeft bij het opleggen van de voorlopige aanslag IB/PVV 2013 van X ten onrechte een arbeidskorting verleend. Hij heeft dit bij de definitieve aanslag gecorrigeerd en belastingrente in rekening gebracht.

In geschil is of dat terecht is.

Het pensioen en de WA-uitkering van X behoren niet tot het arbeidsinkomen in de zin van artikel 8.1, lid 1, onderdeel e, en lid 2, Wet IB 2001. Nu X in het onderhavige jaar geen arbeidsinkomen genoot heeft zij ook geen recht op de arbeidskorting. De definitieve aanslag is overeenkomstig de Wet en binnen de wettelijke termijn vastgesteld, oordeelt Hof Amsterdam.

De omstandigheid dat bij het vaststellen van de voorlopige aanslag wel arbeidskorting in aanmerking is genomen is het onmiddellijke gevolg van de omstandigheid dat X haar pensioen en uitkering niet heeft aangegeven bij vraag 4 op het aangiftebiljet, hetgeen zij had moeten doen, maar bij vraag 3a. Inkomsten die onder vraag 3a vallen behoren namelijk, anders dan die welke onder vraag 4 moeten worden vermeld, wel tot het arbeidsinkomen.

Dat de aangifte bij het vaststellen van de voorlopige aanslag is gevolgd leidt niet tot in rechte te beschermen vertrouwen. Voorts is terecht belastingrente in rekening gebracht.

Het hoger beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2013
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
13 juli 2017
Rolnummer
16/00546
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:2886
NLF-nummer
NLF 2017/1939
Aflevering
17 augustus 2017
bwbr0011353&artikel=8.1&lid=2,bwbr0002320&artikel=11&lid=3,bwbr0002320&artikel=11&lid=3,bwbr0011353&artikel=8.1&lid=1,bwbr0011353&artikel=8.1&lid=1,bwbr0011353&artikel=8.1&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina