Stichting X (belanghebbende) is eigenaar en gebruiker van onroerende zaak en heeft daarin een zorginstelling gevestigd. In de instelling wordt door X hulp aangeboden aan volwassenen, jongvolwassenen en ouderen met psychische problemen. Er wordt langdurige behandeling binnen een kliniekdeel en ambulante behandeling aangeboden.
Het kliniekdeel bestaat uit zes afdelingen, waarin vier doelgroepen wonen: High Intensive Care (hierna: HIC), Ouderen, Medium Intensive Care (hierna: MIC) en forensisch psychiatrische afdeling (hierna: FPA)
Aan X zijn OZB-aanslagen eigenaar en gebruiker niet-woning opgelegd. Niet in geschil is dat de onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in artikel 220a, lid 2, Gemw en dat een OZB-aanslag voor het gebruik kan worden opgelegd. X stelt in deze procedure dat de woondelenvrijstelling van artikel 220e Gemw van toepassing is.
Naar het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden heeft Rechtbank Overijssel met juistheid overwogen dat het verblijf op de HIC en de MIC naar zijn aard geen duurzaam, maar een tijdelijk karakter heeft. De woondelenvrijstelling is in zoverre niet van toepassing.
Ook ten aanzien van patiënten op de afdelingen FPA en Ouderen oordeelt het Hof dat hun verblijf naar zijn aard tijdelijk en dus niet duurzaam is. Weliswaar behoren zij bij een verblijf van zes maanden of langer op het adres van de instelling in de BRP te worden ingeschreven en verblijven zij gemiddeld ook langer dan zes maanden in de instelling, maar dat betekent nog niet dat dat verblijf naar zijn aard een zodanig duurzaam karakter heeft dat sprake is van wonen. Dat brengt het Hof, anders dan de Rechtbank, tot de conclusie dat de woondelenvrijstelling ook ten aanzien van deze afdelingen niet van toepassing is.
Gelet hierop is het hoger beroep van de Inspecteur gegrond.