Direct naar content gaan

Samenvatting

Vof X (belanghebbende) dreef in de periode van 1 maart 2012 tot 31 mei 2014 een wasserijonderneming. Aan X is een naheffingsaanslag loonheffingen van € 400.989 en een boetebeschikking van € 198.046 opgelegd.

Het bezwaar van X is ongegrond verklaard.

De Inspecteur heeft de boetebeschikking in de beroepsfase vernietigd. De naheffingsaanslag is in beroep door Rechtbank Noord-Holland gehandhaafd.

In hoger beroep gaat het (enkel nog) om de vraag of en, zo ja, in hoeverre de branchecorrectie loonheffingen (aandeel loonkosten 30% van omzet) in stand kan blijven.

Hof Amsterdam stelt voorop dat vaststaat dat X de vereiste aangifte niet heeft gedaan zodat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Hof oordeelt dat de schatting waarop de aanslag berust een zekere mate van ruwheid kent, maar dit leidt er niet toe dat de daaruit voortvloeiende berekening onredelijk of willekeurig is. Alsdan heeft te gelden dat deze correctie niet naar willekeur is vastgesteld. Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat X met hetgeen zij heeft aangevoerd, niet overtuigend heeft aangetoond dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
1 maart 2012 t/m 31 december 2013
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
15 december 2022
Rolnummer
22/01683
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:3816
NLF-nummer
NLF 2023/0682
Aflevering
30 maart 2023
bwbr0002320&artikel=27e,bwbr0002320&artikel=27e

Naar de bovenkant van de pagina