Direct naar content gaan

Samenvatting

Een belastingplichtige heeft naar aanleiding van vragen van de inspecteur verklaard houder te zijn van een rekening bij de Kredietbank Luxembourg (hierna: KB-Lux) en heeft direct opening van zaken gegeven. Aan de belastingplichtige zijn vervolgens navorderingsaanslagen opgelegd met verhogingen en boeten. Hij heeft hierover geprocedeerd bij Hof Den Haag.
Het Hof heeft geoordeeld dat de belastingplichtige uiting heeft gegeven aan het besef dat aan de inlichtingenplicht moet worden voldaan en dat daarmee sprake is van een voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging de boeten te beperken tot 30 percent van de nagevorderde belasting. Boeten van 30 percent acht het Hof in dit geval passend, gelet op de aard van het vergrijp, en geboden, uit een oogpunt van normhandhaving.
Tegen dit oordeel heeft de staatssecretaris van Financiƫn cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad stelt voorop dat een oordeel van de feitenrechter over de vraag welke hoogte van een boete gelet op de ernst van het beboetbare feit en de overige in aanmerking komende omstandigheden van het geval passend en geboden is, als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie slechts beperkt toetsbaar is. Verder moet worden vooropgesteld dat de rechter bij het geven van een dergelijk oordeel zelfstandig de strafmaat dient te bepalen en daarbij dus niet is gebonden aan beleidsregels van de belastingdienst, waarop in de toelichting op het middel een beroep wordt gedaan (vgl. HR 23 november 1988, nr. 24788, BNB 1989/29).
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep vervolgens ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1993 - 2000
Instantie
HR
Datum instantie
7 juni 2013
Rolnummer
12.01565
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:CA2232
bwbr0002320&artikel=67a&lid=1,bwbr0002320&artikel=67b&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina