Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is tezamen met zijn partner eigenaar van een herenhuis met drie etages. Het herenhuis bestaat uit drie onderdelen met elk een afzonderlijke adresaanduiding, WOZ-identificatienummer en WOZ-waarde.

X woont met zijn partner in het bovenhuis (de eigen woning). De zogenoemde bel-etage is door X en zijn partner verhuurd aan hun dochter en haar partner. Dat deze etage tot de grondslag van box 3 behoort is niet in geschil.

In geschil is of ook het benedenhuis door de Inspecteur terecht is begrepen in de grondslag van box 3.

Het benedenhuis is in het verleden als zelfstandige wooneenheid aan een derde verhuurd en – zo begrijpt Rechtbank Noord-Holland uit hetgeen X naar voren heeft gebracht – nadien ook weer verbouwd tot een afzonderlijk te gebruiken wooneenheid.

De Rechtbank oordeelt dat de etages kwalificeren als afzonderlijke appartementen met een zelfstandige woonfunctie. De benedenetage kwalificeert niet als onderdeel of aanhorigheid van de eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001, zodat de Inspecteur de benedenetage terecht in de heffingsgrondslag van box 3 heeft betrokken. Van gewekt vertrouwen is geen sprake. Ook is geen sprake van schending van het eigendomsrecht (artikel 1 EP).

Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
23 april 2024
Rolnummer
23/5
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:8902
NLF-nummer
NLF 2025/0151
Aflevering
21 januari 2025
bwbr0011353&artikel=3.111,bwbr0011353&artikel=3.111,bwbr0011353&artikel=5.3,bwbr0011353&artikel=5.3

Naar de bovenkant van de pagina