Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in december 2014 aangifte BPM gedaan in verband met de invoer uit een andere lidstaat van de EU van een auto met schade. De Inspecteur heeft X naar aanleiding van de aangifte uitgenodigd om de auto te tonen aan een medewerker van Domeinen Roerende Zaken te Soesterberg. X is op de uitnodiging niet ingegaan.

Aan X is een naheffingsaanslag opgelegd, zonder rekening te houden met enig schadebedrag.

Hof Den Bosch heeft het standpunt van X dat artikel 8, lid 8, Uitv.reg. BPM (toonplicht) in strijd is met het recht verworpen. Wel moet de Inspecteur bij het uitoefenen van zijn controlerecht, te weten het bepalen van de locatie waar de auto moet worden getoond, rekening houden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In het onderhavige geval oordeelt het Hof dat de kosten voor onder meer het huren van een oplegger die X moet maken om de auto op de locatie te Soesterberg te tonen, afgezet tegen de hoogte van de naheffingsaanslag verhoudingsgewijs dermate hoog zijn, dat het disproportioneel moet worden geacht om X op te roepen om de auto in Soesterberg te tonen. Dat neemt niet weg dat de bewijslast ten aanzien van waardevermindering in verband met schade op X blijft rusten. Het Hof ziet aanleiding de waardevermindering in verband met schade in goede justitie vast te stellen op € 3.500. Daarvan uitgaande heeft het Hof de naheffingsaanslag verminderd tot € 444.

De staatssecretaris betoogt in cassatie dat het Hof de proportionaliteitstoets verkeerd heeft aangelegd. Het Hof had voorts aan het niet voldoen aan de toonplicht gevolgen ten nadele van X moeten verbinden wat betreft de bewijslast(verdeling), aldus de staatssecretaris.

Volgens de Hoge Raad heeft het Hof miskend dat de proportionaliteit van een controlemaatregel niet wordt bepaald aan de hand van de uitkomsten van die controle. Ook de omstandigheid dat de belastingplichtige kosten moet maken om het motorrijtuig binnen een straal van 150 kilometer op één van de aangewezen locaties te tonen, dwingt niet tot de conclusie dat het evenredigheidsbeginsel wordt geschonden. Tot cassatie leidt dit niet. Er zijn geen gronden om aan het niet voldoen aan de toonplicht het gevolg te verbinden dat de belastingplichtige niet wordt toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden die aanleiding geven voor een vermindering of de op die belastingplichtige rustende bewijslast te verzwaren. Het Hof heeft dit niet miskend.

Hertaxaties van staatswege

Als de inkoopwaarde van een auto wordt getaxeerd voor de vaststelling van de verschuldigde BPM, ontstaan dikwijls discussies. Met name over de aard en de omvang van de opgevoerde schade en de invloed daarvan op de inkoopwaarde. Van oudsher staat de Belastingdienst het middel van de hertaxatie ter beschikking om het bij aangifte overgelegde taxatierapport op deze punten te doen controleren. Vroeger werden deze hertaxaties verricht door onafhankelijke taxatiebureaus. Maar omdat de opdrachten hiertoe niet openbaar waren aanbesteed, en andere taxatiebureaus (die geen opdrachten kregen) begonnen te morren, werd besloten de hertaxaties in ‘eigen beheer’ uit te voeren. Daarom worden sinds 2014 de hertaxaties verricht door de Dienst Domeinen Roerende Zaken (onderdeel van het ministerie van Financiën). Als de belastingplichtige daartoe wordt opgeroepen, moet hij de auto tonen bij een van de locaties van de Dienst Domeinen. Dat is een kenmerkend verschil met de situatie daarvoor, waarbij de belastingplichtige een bezoek aan huis kreeg.

Weerstand uit de markt en no-shows

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2014
Instantie
HR
Datum instantie
21 februari 2020
Rolnummer
18/02169
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:318
Auteur(s)
mr. S.M. Bothof
123BPM.NL
NLF-nummer
NLF 2020/0564
Aflevering
5 maart 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3089
bwbr0005806&artikel=10&lid=8,bwbr0005806&artikel=10&lid=8,bwbr0005813&artikel=8&lid=8,bwbr0005813&artikel=8&lid=8

Naar de bovenkant van de pagina