Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) is ingezetene van Curaçao. Hij geniet onder andere een pensioen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) in Nederland. De echtgenote van X is in december 2008 in verband met een ernstige ziekte naar Nederland verhuisd. Zij is daarna niet meer in Curaçao geweest. X is sindsdien in Curaçao blijven wonen. In de periode 2009 tot en met 2013 heeft hij twee keer Nederland bezocht. Het ABP-pensioen wordt gestort op een gezamenlijke bankrekening van X en zijn echtgenote. Uit de bankafschriften blijken nagenoeg uitsluitend opnames en afschrijvingen in Nederland.

In geschil zijn de aanslagen IB, AOV en AVBZ 2009 en de aanslag BVZ 2013, en meer in bijzonder het antwoord op de vraag of X en zijn echtgenote geacht moeten zijn te zijn gescheiden van tafel en bed. Indien dat het geval is, is in geschil of X dan recht heeft op aftrek van een alimentatie ter grootte van de netto ABP-inkomsten.

Voor het jaar 2009 concludeert het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) dat in het jaar 2009 geen sprake was van duurzaam gescheiden leven en derhalve evenmin van aftrekbare alimentatiebetalingen. Alsdan zijn de aanslagen IB, AOV en AVBZ 2009 juist opgelegd. Voor het jaar 2013 gaat het Hof er veronderstellenderwijs van uit dat X en zijn echtgenote wel duurzaam gescheiden leefden en dat de Inspecteur over de juiste grondslag premies heeft geheven.

De Hoge Raad heeft op 05-04-2019 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar art 81 Wet RO (rolnummer 18/01432)

De aanleiding van deze zaak is een verdrietige omstandigheid; een ernstige ziekte van de echtgenote van belanghebbende leidt ertoe dat zij in de laatste week van 2008 voorgoed naar Nederland terugkeert voor een serie medische behandelingen. Belanghebbende blijft echter op Curaçao achter en in de jaren erna bezoekt hij zijn echtgenote nauwelijks meer. Of daar een diepere oorzaak achter ligt is niet onze zaak; de rechter gaat hier wijselijk ook niet op in. Belanghebbende nam naar aanleiding van deze remigratie van de echtgenote echter het standpunt in dat hij en zijn echtgenote onmiddellijk (vanaf 2009) in fiscale zin van tafel en bed zijn gescheiden: duurzaam gescheiden leven. Die omstandigheid zou dan leiden tot een alimentatieverplichting aan de vertrokken echtgenote ter grootte van 60% van het nettobedrag van zijn Nederlandse overheidspensioen; artikel 16 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. Zowel het Gerecht in eerste aanleg (hierna: het Gerecht) en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: het Hof) zien dit anders. Zij bepaalden dat, althans voor wat 2009 betreft, de echtelieden in fiscale zin (nog) niet duurzaam gescheiden leefden; in 2013 overigens wel. Ik kan mij wel in die uitkomst vinden. Om nu reeds binnen een week na terugkeer van één van de echtelieden van een duurzaam gescheiden leven te spreken, is mijns inziens wel erg snel. De overweging van de rechter verdient overigens in die zin lof, dat niet wordt ingegaan op de emoties van de breuk.

Alimentatieplicht?

Metadata

Rubriek(en)
Heffingen Caribisch Koninkrijk
Belastingtijdvak
2009 en 2013
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Datum instantie
21 januari 2018
Rolnummer
CUR2017H00025 t/m CUR2017H00028
ECLI
ECLI:NL:OGHACMB:2018:28
Auteur(s)
Jeroen Adeler
YellowTree Tax
NLF-nummer
NLF 2018/0515
Aflevering
8 maart 2018
Judoreg
NFB1347

Naar de bovenkant van de pagina