Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(1)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(1)

Samenvatting

In deze zaak heeft btw-ondernemer X (belanghebbende) wrakingsverzoeken ingediend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant ziet aanleiding om zelf op de verzoeken te beslissen – en dat niet aan de wrakingskamer over te laten – omdat sprake is van ‘uitzonderlijke omstandigheden’ als bedoeld in het arrest van de strafkamer van de Hoge Raad van 16 maart 2021 (19/04540, ECLI:NL:HR:2021:370, NLF 2021/0795, met noot van Hennevelt).

X maakt volgens de Rechtbank misbruik van zijn bevoegdheid tot wraking, wat zou leiden tot een onaanvaardbare verstoring van de goede procesorde.

De Rechtbank oordeelt dat naheffingsaanslagen OB 2014 tot en met 2016 terecht en tot juiste bedragen zijn opgelegd en dat de bezwaren tegen naheffingsaanslagen OB 2017 en 2018 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.

De Inspecteur heeft niet per tijdvak overtuigend aangetoond welke verwijtbare fout X heeft gemaakt. De vergrijpboete bij de naheffingsaanslag 2016 dient daarom vernietigd te worden. Ten aanzien van de verzuimboetes is de Rechtbank van oordeel dat de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het bezwaarschrift is ingediend vóór 1 augustus 2019, zodat op dit punt het ‘oude’ recht nog geldt. De verzuimboetes zijn naar het oordeel van de Rechtbank terecht opgelegd en ook passend en geboden. Wel dienen deze verminderd te worden wegens undue delay.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2014-2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
6 november 2024
Rolnummer
22/327; 21/2303; 22/1240; 21/5488; 21/5490
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7651
NLF-nummer
NLF 2024/2766
Aflevering
10 december 2024
bwbr0005537&artikel=8:15,bwbr0005537&artikel=8:15

Naar de bovenkant van de pagina