Direct naar content gaan

Samenvatting

Woningbouwcorporatie X (belanghebbende) heeft een aantal leningen met variabele rente, waarop zij het risico op stijgende rente afdekt door langlopende interest rate swaps (hierna: IRS) aan te gaan. Helaas voor X daalt de rente sinds het afsluiten van de contracten in 2013. Dit heeft tot gevolg dat X grote bedragen moet storten. X krijgt ook te maken met een toezichthouder die eisen stelt. Dit alles leidt ertoe dat X tot herfinanciering overgaat en in dat kader de swaps afkoopt.

De kwalificatie van de betaling ter zake van de afkoop van de swaps (€ 20 miljoen) is hetgeen partijen verdeeld houdt. X wenst het hele bedrag in het jaar van verschuldigd worden af te trekken, de Inspecteur stelt zich op het standpunt dat moet worden geactiveerd. Daarnaast zijn partijen het er ook niet over eens, als er dan al zou moeten worden geactiveerd, voor welk bedrag dat dan zou moeten zijn. Rechtbank Noord-Holland vindt voor alle standpunten iets te zeggen en heeft hierover aan de Hoge Raad de volgende prejudiciële vragen gesteld.

1. Vloeit uit goed koopmansgebruik een algemeen geldende rechtsregel voort, die inhoudt dat de belastingplichtige die een meerjarig financieringscontract voor het einde van de looptijd beëindigt en in samenhang daarmee een nieuw meerjarig financieringscontract afsluit, de lasten die (al dan niet rechtstreeks) met de voortijdige beëindiging van het oude financieringscontract verband houden, steeds moet activeren en daarop moet afschrijven?

2. Verplicht goed koopmansgebruik ertoe, al dan niet vanwege het bestaan van de bij vraag 1 bedoelde rechtsregel, om de bij afkoop betaalde afkoopsom ter zake van een IRS die – in de zin van het IRS-arrest (HR 8 november 2019, 18/01352, ECLI:NL:HR:2019:1721) – samenhangt met een variabel rentende lening, te activeren en te amortiseren, als in verband met de afkoop van de IRS de onderliggende variabel rentende lening wordt geherfinancierd door middel van een nieuwe vastrentende lening?

3. Is voor de beantwoording van vraag 1 en/of vraag 2 van belang:

  1. wat het motief tot afkoop van de IRS is? Zo ja, in welke zin? Dient er onderscheid te worden gemaakt tussen de situatie waarin het motief alleen, dan wel mede is gelegen in overheidsvoorschriften die tot de afkoop nopen, en de situatie dat het motief louter is gelegen in eigen afwegingen, zoals bijvoorbeeld:
    • van financiële aard;
    • van bedrijfseconomische aard;
    • van risicobeheersing.
  2. of de nieuwe vastrentende lening wordt aangegaan bij een andere bank dan de bank die de oorspronkelijke variabel rentende lening verstrekte en/of de bank met wie het IRS-contract was afgesloten?
  3. of de nieuwe situatie (vastrentende lening):
    • uitsluitend wat rentelasten betreft een financieel voor- dan wel nadeel oplevert voor de belastingplichtige ten opzichte van het uitzitten van de oude, variabel rentende lening in combinatie met de IRS; dan wel
    • per saldo een financieel voor- dan wel nadeel oplevert?

4. Dient in geval van een positieve beantwoording van vraag 1 en/of vraag 2:

  1. de volledige afkoopsom te worden geactiveerd en geamortiseerd? Zo niet, welk deel van de afkoopsom moet worden geactiveerd en hoe moet dat deel worden bepaald?
  2. (het gedeelte van) de te activeren afkoopsom te worden geamortiseerd over de (resterende) looptijd van de:
    • afgekochte IRS; of
    • oude variabel rentende lening; of
    • nieuwe vastrentende lening?

A-G Wattel geeft de Hoge Raad in overweging om vraag 1 niet te beantwoorden omdat die hem te algemeen en te abstract lijkt.

Voor wat betreft de vragen 2 en 4 is de A-G van mening dat als (i) een IRS/variabele-rente-lening-combinatie feitelijk fungeert als vastrentende lening zoals bedoeld in het IRS-arrest die combinatie wordt vervangen door een vastrentende lening, en (ii) de daaruit voortvloeiende IRS-afkoop plus herfinanciering feitelijk gelijk staat aan oversluiting van een (feitelijk) vastrentende lening naar een nieuwe vastrentende lening met dezelfde hoofdsom en een vergelijkbare (resterende) looptijd als de afgewikkelde combinatie, goed koopmansgebruik ertoe verplicht om het deel van de IRS-afkoopsom dat toegerekend moet worden aan het renteverschil te activeren en te amortiseren tot aan het einde van de periode waarin de IRS / variabele-rente-lening-combinatie zou hebben gelopen als niet was afgekocht/geherfinancierd of, als dat (iets) korter is, tot het (iets) eerdere moment van afloop van die vervangende vastrentende lening. Het resterende deel van de afkoopsom moet volgens de A-G toegerekend worden aan de beëindiging van liquiditeitsrisico’s door mogelijke margin calls of breaks en kan zijns inziens ineens ten laste van de winst komen.

Voor wat betreft vraag 3 is de A-G van mening (i) dat het motief tot afkoop slechts ter zake doet voor zover het invloed heeft op de naar alle relevante feiten en omstandigheden te beoordelen vraag welk deel van de afkoopsom toegerekend moet worden aan de ‘boeterente’ en welk deel aan de beëindiging van het liquiditeitsrisico van de IRS; (ii) dat niet ter zake doet bij welke bank de vervangende vastrentende lening wordt aangegaan; en (iii) dat de afkoopsom gesplitst moet worden zoals bij de vragen 2 en 4 aangegeven.

Op vraag 4a (‘hoe moet dat deel worden bepaald?’) moet volgens de A-G geantwoord worden dat als uit de berekening van de afkoopsom niet blijkt welk deel ervan beschouwd moet worden als te activeren boeterente, dat deel berekend moet worden op dezelfde wijze als de boeterente bij oversluiting van vergelijkbare vastrentende leningen pleegt te worden berekend.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2014
Instantie
A-G
Datum instantie
30 april 2021
Rolnummer
21/00564
ECLI
ECLI:NL:PHR:2021:440
Auteur(s)
dr. W. Bruins Slot
Zelfstandig belastingadviseur bij Con Sensus
NLF-nummer
NLF 2021/1147
Aflevering
10 juni 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4369
bwbr0002672&artikel=8,bwbr0011353&artikel=3.25,bwbr0002672&artikel=8,bwbr0011353&artikel=3.25

Naar de bovenkant van de pagina